ECLI:NL:GHARL:2021:4757

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
200.252.793/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van een student van een MBO-opleiding wegens doodsbedreiging aan een docent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verwijdering van een student van het Alfa-college. De student, die lijdt aan een stoornis in het autistisch spectrum, werd in december 2016 verwijderd na het uiten van doodsbedreigingen aan een docent tijdens een gesprek. Het hof bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de student terecht was verwijderd, en wees de vordering tot schadevergoeding af. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de student met zijn bedreigingen de onderwijsovereenkomst op grove wijze had overtreden, wat het Alfa-college het recht gaf om hem definitief te verwijderen zonder voorafgaande waarschuwing. Het hof oordeelde dat de bedreiging als ernstig wangedrag moet worden gekwalificeerd, wat de veiligheid van de docenten en medestudenten in gevaar bracht. De student had geprobeerd zijn opleiding op een andere MBO-opleiding voort te zetten, maar dit was niet gelukt. Het hof concludeerde dat het Alfa-college niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de verwijdering van de student rechtmatig was. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, en de student werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.252.793/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6659669)
arrest van 18 mei 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. I.P.M. Boelens, die kantoor houdt te Zeist,
tegen
Stichting Christelijk Regionaal Opleidingen Centrum Noord- en Oost Nederland (Het Alfa-College),
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
het Alfa-College,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, die kantoor houdt te Leeuwarden.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 december 2019 hier over.
1.2
Op grond van dit tussenarrest heeft op 6 april 2021 een zogenaamde comparitie van partijen (mondelinge behandeling) plaatsgevonden, nadat de eerder voor 10 november 2020 geplande comparitie vanwege ziekte niet was doorgegaan. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Daarna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen op basis van het door [appellant] ten behoeve van de comparitie ingediende procesdossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of het Alfa-college in december 2016 ten onrechte heeft besloten om [appellant] te verwijderen van de opleiding die [appellant] bij het Alfa College volgde. De achtergrond van de zaak is als volgt.
2.2
[appellant] , die [in] 1997 is geboren, heeft een stoornis in het autistisch spectrum, te weten PDD-NOS met een verbaal-performaalkloof.
2.3
[appellant] heeft zich met ingang van 1 augustus 2014 ingeschreven bij het Alfa-college
voor de MBO-opleiding [opleiding] (niveau 4).
2.4
Tussen partijen is toen een onderwijsovereenkomst tot stand gekomen. In de op de
overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is onder andere het volgende
bepaald:
'Artikel 2.1 Inspanningsverplichting Alfa-college
Het Alfa-college richt de opleiding zodanig in dat de deelnemer redelijkerwijs in staat geacht
moet worden de opleiding binnen de gestelde termijn met succes afte ronden en verplicht zich het examen dan wel de toetsen voor de diverse onderdelen van de opleiding aan te bieden.
Het Alfa-college voorziet tevens in een passende loopbaanoriëntatie en -begeleiding,
daaronder begrepen een regelmatige advisering over de voortzetting van de situatie binnen of buiten de huidige opleiding en een evaluatiegesprek na afronding van de opleiding.(...)Artikel 4.1 Algemene verplichtingen in zake gedragingenDe deelnemer verplicht zich de grondslag van het Alfa-college te respecteren en zich te onthouden van gedragingen die de goede gang van zaken verstoren.(…)Een deelnemer die bij herhaling de inspanningsverplichting (artikel 3) en/of de algemene verplichtingen in zake gedragingen niet nakomt, ontvangt een gedragssommatie. Niet naleven van de inhoud van deze schriftelijk vastgelegde sommatie leidt tot het inwerkingstellen van een procedure tot schorsing als omschreven in artikel 7 of verwijdering als omschreven in artikel 8.(…)
Artikel 8 VerwijderingDe deelnemer kan, met inachtneming van het gestelde in artikel 8.1.3 lid 5 van de WEB, door of namens het bevoegd gezag van het Alfa-college definitief worden verwijderd:
- indien hij herhaaldelijk de voorschriften van het Alfa-college overtreedt, nadat hij reeds
schriftelijk is gewaarschuwd en is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn handelen
of nalaten of
- indien hij zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag.
(…)
Artikel 9 Aansprakelijkheid(…)Het Alfa-college is niet aansprakelijk voor schade die de deelnemer lijdt indien hij met toepassing van artikel 8 definitief van de instelling wordt verwijderd.(…)
Artikel 12 Einde overeenkomstDe onderwijsovereenkomst, en daarmee de inschrijving van de deelnemer, eindigt:(…)h. door definitieve verwijdering van de deelnemer als bedoeld in artikel 8 van deze algemene voorwaarden.
2.5
Op 7 december 2015 is een begeleidingsplan opgesteld ten behoeve van [appellant] . In
het begeleidingsplan staan de onderwerpen structuur, duidelijkheid, situaties in de klas
bespreken, planning en overzicht bewaken centraal. Ook wordt in het plan melding gemaakt van een zogenaamde pas-coach, een aan [appellant] toegewezen docent, die [appellant] begeleidt, onder meer door wekelijks met hem te bespreken waar hij tegenaan loopt en hem helpt bij het plannen. De aan [appellant] toegewezen pas-coach was mevrouw [B] .
2.6
In de laatste periode van het studiejaar 2015-2016 is [appellant] depressief geraakt en heeft hij een angststoornis ontwikkeld waarvoor hij vanaf maart 2016 onder psychiatrische behandeling was.
2.7
Per 1 september 2016 is [appellant] - na overleg met mevrouw [C] , loopbaanadviseur van de opleiding commerciële economie van het Alfa-college - begonnen met het tweede jaar van de MBO-opleiding commercieel medewerker (niveau 3) aan het Alfa-college.
2.8
Op 12 september 2016 is er een nieuw begeleidingsplan individuele ondersteuning
deelnemer ten behoeve van [appellant] opgesteld. Mevrouw [D] is als coach (naar het hof begrijpt: mentor) aangewezen en mevrouw [B] als pas-coach. In dit begeleidingsplan staan de onderwerpen stemming, voortgang, vast aanspreekpunt, aanwezigheid en rekenen centraal. Over de betreffende onderwerpen zijn de volgende afspraken vastgelegd:
'
[appellant] geeft het aan bij de coach of bij de pas-coach als hij niet goed in zijn vel zit en hierdoor minder goed mee kan doen aan de les.
[appellant] houdt voortgang bij in de agenda, hier noteert hij roosterwijzigingen, cijfers en
toetsen.
Als [appellant] behoefte heeft aan een gesprek, zoekt hij zijn (pas) coach op of belt of mailt.
[appellant] volgt de lessen. Als hij zich niet goed voelt, meldt hij zich af en stelt zijn coach op de hoogte.
[appellant] ziet de vakken rekenen en bedrijfseconomie als struikelblok. Wil hier graag hulp bij
en hulp voor. [appellant] maakt hiervoor gebruik van de diensten van Alfa Assist.
Aan de zijde van de (pas-)coach zijn de volgende afspraken gemaakt:
' - Coach checkt regelmatig de resultaten van [appellant] en bespreekt eventuele achterstand met hem en of [appellant] nog op schema ligt.
- Pas-coach bespreekt wekelijks de planning met [appellant] .Coach is vast aanspreekpunt voor [appellant] . Pas-coach heeft wekelijks gesprekken met [appellant] over de planning/structuur en waar [appellant] eventueel tegen aanloopt.
Coach checkt wekelijks de aanwezigheid van [appellant] en neem bij afwezigheid contact met hem op. Als [appellant] herhaaldelijk niet reageert, worden ouders gebeld door de coach.
Pas-coach zoekt samen met coach uit welke mogelijkheden er zijn voor de
ondersteuningslessen.
2.9
Een mede-studente van [appellant] heeft zich erover beklaagd dat [appellant] haar op
7 november 2016 zou hebben lastiggevallen en racistisch zou hebben bejegend in een supermarkt.
2.1
Naar aanleiding van deze klacht heeft mevrouw [D] [appellant] in de ochtend van
9 november 2016 meegedeeld dat hij niet welkom was in de classicale les en dat hij diende te werken in het lokaal van Alfa-Assist. Dat is hem later die ochtend ook meegedeeld door mevrouw [B] en mevrouw [C] , met wie [appellant] toen een gesprek had.
2.11
In de middag van 9 november 2016 heeft een al eerder gepland gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en diens moeder met mevrouw [C] (de loopbaanadviseur), mevrouw [B] en mevrouw [D] . In dat gesprek is aan [appellant] geadviseerd om een pauze in zijn opleiding in te lassen en is aangegeven dat [appellant] wellicht meer behandelingen zou moeten ondergaan. [appellant] is tijdens dat gesprek boos geworden en heeft het volgende gezegd:
'Behandeling? Een Tbs-behandeling bedoel je? Ik zal ze reden geven om mij een
Tbs-behandeling te geven: ik ga je vermoorden.'
[appellant] is vervolgens door de beveiliging van het Alfa-college, in de persoon van de heer [E] , verwijderd.
2.12
[C] heeft op 16 november 2016 aangifte van bedreiging gedaan tegen [appellant] . In
het proces-verbaal van aangifte is onder meer vermeld:

Toen ik [appellant] en zijn moeder ophaalde voor het gesprek hoorde ik [appellant]
zeggen tegen een andere scholier: 'Nee, ik heb mijn pistool en mijn mes
thuisgelaten'. Ik hoorde de moeder van [appellant] zeggen: 'doe nou rustig'. Bij
dit gesprek zaten ook de mentor en de coach van [appellant] . Mevrouw [D] en
Rianna [B] . Ik heb tegen [appellant] verteld dat wij denken dat het goed
is om in behandeling te gaan en dat zodra het weer beter met hem gaat, hij zijn
opleiding weer op kan pakken.
Ik zag dat [appellant] direct op stond en tegen mij begon te schreeuwen:
behandeling?', 'een TBS-behandeling?', 'ik zal ze een rede geven waardoor ik een TBS
behandeling krijg', 'ik ga je vermoorden'. Op dat moment wist ik niet wat ik moest
doen. [appellant] stond daar met een verstard lijf en een hele enge blik in zijn
ogen.
Ik riep direct: 'deur open!'. Dat had ik, zoals ik al eerder had aangegeven, afgesproken met
De beveiliging. Ik zag dat [E] , onze beveiliger. [appellant] mee nam uit het
kantoor. Ik zag dat [appellant] wat tegenstribbelde.
Volgens het proces-verbaal van aangifte heeft [C] ook verklaard dat zij na het gesprek telefonisch door [appellant] is bedreigd en dat hij geprobeerd heeft haar opnieuw telefonisch en via Facebook te benaderen.
2.13
Ook [E] is door de politie gehoord. Hij heeft over het moment dat hij op
9 november 2016 bij het gesprek geroepen werd het volgende verklaard:

Het gesprek was amper 10 minuten aan de gang toen ik een hevige woordenwisseling
hoorde uit de kamer. Korte tijd later ging de deur open waarna ik direct de kamer in ging. Ik
zag dat [appellant] behoorlijk verhit was. Hij kwam op mij agressief over door de manier
waarop ik hem hoorde praten en de manier waarop hij dreigend voor de medewerkers stond
aan de andere kant van de tafel. De sfeer was zeer gespannen.
[E] heeft ook verklaard dat het gesprek vervolgens werd voortgezet met de moeder
van [appellant] . [E] bleef bij [appellant] , waarna volgens de verklaring van [E] het
volgende gebeurde:

Na ongeveer een half uur was het gesprek met zijn moeder beëindigd en heb ik de
medewerkers gevraagd of zij nu verder met [appellant] in gesprek wilden gaan. [C] en
[D] hadden hier geen goed gevoel bij en wilden dit niet. Zij verlieten de
ruimte. Vervolgens ging ik samen met [B] het gesprek aan met [appellant] en
zijn moeder om af te ronden. Hier kreeg hij te horen dat hij tijdelijk geschorst was om aan
zichzelf te werken en tot rust te komen. Dit accepteerde hij niet. Hij zei dat hij het niet eerlijk
vond. Er werd vervolgens veel gezegd. Er werd veel heen en weer gepraat. [appellant] was
zichtbaar opgefokt en heel boos. Hij zei op dreigende toon tegen [B] : Ik
weet waar [C] woont. Ik kom haar daar wel even opzoeken met een paar vrienden. Ik
greep hierop direct in op het gesprek en vroeg aan [appellant] of dit als een dreigement moest
worden opgevat. Hij zei dat hij dit niet zo bedoelde. Uiteindelijk begeleidde ik [appellant] en
zijn moeder persoonlijk naar buiten en gingen zij weg.
2.14
In een brief van 1 december 2016 heeft het Alfa-college [appellant] ervan op de hoogte gesteld dat het Alfa-college het voornemen heeft om [appellant] ‘met verwijzing naar artikel 8 van de algemene voorwaarden’ te verwijderen. In de brief is onder meer vermeld:

Voor het Alfa-college is het belangrijk dat een school een veilige leer-en werkomgeving
is. Hoe we dit willen realiseren is afgesproken in het beleid met betrekking tot "Veilige
School". Een belangrijk thema in de veilige school is dat we met respect met elkaar omgaan.
Omdat is geconstateerd dat jij daar moeite mee had, is op 9 november jl. afgesproken om over te gaan tot een time-out periode. We wilden je daardoor laten nadenken over het getoonde gedrag met als doel dit aan te passen. Helaas ga je vervolgens over tot doodsbedreiging van medewerkers en een student van het Alfa-college. Deze zeer ernstige misdraging is de reden dat we je niet langer willen opleiden. Dergelijk gedrag kunnen we gewoon niet toestaan en is volledig in strijd met het doel dat we nastreven, het zijn van een veilige leer- en werkomgeving.
2.15
Nadat [appellant] bezwaar had gemaakt tegen dit voornemen en op dit bezwaar was gehoord, heeft het College van Bestuur van het Alfa-college dit bezwaar op 17 januari 2017 ongegrond verklaard. In de brief van die datum waarin dit besluit is vermeld, is onder meer het volgende geschreven:

Uiteraard kan het gebeuren datje in een gesprek met medewerkers boos wordt. Maar als
je het ergens niet mee eens bent mag je die ander niet met de dood bedreigen. Daarmee ga je
echt een grens over. Die grens staat in ons beleid van de 'Veilige School. Het houdt in dat
wanneer iemand een ander ernstig bedreigt, wij direct overgaan tot verwijdering van de
school.
In onze ogen is het ook meer dan alleen een incident. De volgende dag heb je ook een
medestudent op de locatie Admiraal de Ruyterlaan bedreigd. Later op de dag heb je je bij de
Boumaboulevard bedreigend opgesteld door bijvoorbeeld op ramen te slaan. Ook probeerde
je steeds weer in contact te komen met medewerkers via de telefoon en Facebook. En via een
"Whatsapp" bericht heb je aangekondigd datje wraak gaat nemen. En dit is allemaal gebeurd na het gesprek van 9 november 2016.
(....) Wij hebben geconstateerd dat sommige stappen in de procedure om je van school te
sturen niet precies zijn gevolgd zoals had gemoeten. Zo had je na je schorsing, waarover
tijdens het gesprek op 9 november 2016 is gesproken, op dezelfde dag een brief moeten
ontvangen. Dan had je ook geweten dat je tijdens deze schorsing niet langer in de
schoolgebouwen van het Alfa-college mocht komen.
Voor ons is dit niet voldoende reden om de verwijdering terug te draaien. Daarom wijzen wij
je verzoek om je niet van school te sturen af.
2.16
[appellant] is op 28 september 2017 door de strafkamer van dit hof schuldig verklaard aan het bedreigen van mevrouw [C] op 9 november 2016 zonder dat hem straf is opgelegd.
Het hof heeft daarbij overwogen dat [appellant] in ernstige mate te kampen heeft met
PDD-NOS, waardoor hij niet altijd in staat is om complexe situaties te begrijpen en daarin adequaat te handelen, wat in dit geval heeft geleid tot de buitensporige reactie van [appellant] .
2.17
[appellant] heeft geprobeerd zijn opleiding te vervolgen op een andere
MBO-opleiding, maar dat is niet gelukt. Hij ontvangt een Wajong-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.

3.De beslissing van de rechtbank en die van het hof

3.1
Bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft [appellant] gevorderd dat het Alfa-college wordt veroordeeld tot betaling aan hem van een bedrag van € 13.318,-, te vermeerderen met rente en kosten. Dit bedrag is de schade die hij heeft geleden vanwege een studievertraging van een jaar, volgens [appellant] het gevolg van de onterechte verwijdering. Door hem ten onrechte te verwijderen is het Alfa-college toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende zorgplicht tegenover hem, dan wel heeft zij onrechtmatig gehandeld.
3.2
De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen. Volgens de kantonrechter heeft het Alfa-college de onderwijsovereenkomst met [appellant] beëindigd, en daarmee in feite buitengerechtelijk ontbonden. Volgens de kantonrechter was gezien de omstandigheden geen ingebrekestelling nodig om [appellant] in verzuim te brengen. Doorslaggevend is of het Alfa-college kon en mocht overgaan tot de beëindiging/ontbinding van de onderwijsovereenkomst. Dat is volgens de kantonrechter het geval doordat [appellant] met de door hem geuite bedreigingen - wangedrag in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden - de op hem rustende verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst op grove wijze heeft overtreden. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat het Alfa-college onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
3.3
Het hof komt, met een wat andere motivering, ook tot de conclusie dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof zal dat hierna motiveren.

4.De motivering van de beslissing

Wijziging van eis

4.1
Hoewel [appellant] dat niet als zodanig heeft benoemd, heeft hij in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Hij vordert nu niet langer een concreet schadebedrag, maar een verklaring voor recht dat het Alfa-college toerekenbaar is tekortgeschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld tegenover hem en de daardoor door hem geleden schade dient te vergoeden. Die schade moet in een speciale procedure worden begroot (worden ‘opgemaakt bij staat’).
4.2
[appellant] heeft zijn eis tijdig in de procedure in hoger beroep gewijzigd. Het
Alfa-college heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en het hof ziet ook geen reden om de eiswijziging eigener beweging (‘ambtshalve’) buiten beschouwing te laten. Het hof zal dan ook beslissen op de gewijzigde eis.
De feitelijke en de juridische grondslag van de vorderingen van [appellant]
4.3
In de memorie van grieven heeft [appellant] sterk de nadruk gelegd op de verplichtingen die het Alfa-college volgens hem tegenover hem had, als student met een beperking. Hij heeft aangevoerd dat het Alfa-college hem veel te weinig heeft begeleid en hem onvoldoende passend onderwijs heeft aangeboden. Dat roept de vraag op wat de basis is van zijn vorderingen op het Alfa-college. Zijn die erop gebaseerd dat het Alfa-college is tekortgeschoten in het begeleiden van [appellant] , of dat het Alfa-college hem ten onrechte heeft verwijderd, of op beide?
4.4
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de advocaat van [appellant] op dit punt duidelijkheid verschaft. Hij heeft op vragen van het hof toegelicht dat de feitelijke grondslag van de vorderingen van [appellant] is dat het Alfa-college hem ten onrechte heeft verwijderd. Het hof begrijpt het zo dat de verwijten die [appellant] het Alfa-college maakt over de tekortschietende begeleiding moeten worden meegewogen bij het oordeel over de verwijdering van [appellant] : dat tekort aan begeleiding heeft eraan bijgedragen dat de situatie op 9 november 2016 is geëscaleerd; de bedreiging zou niet hebben plaatsgevonden wanneer het Alfa-college [appellant] behoorlijk zou hebben begeleid. Dat ook het Alfa-college het betoog van [appellant] zo heeft begrepen, blijkt uit haar memorie van antwoord.
4.5
De advocaat van [appellant] heeft tijdens de comparitie ook toegelicht dat tussen het Alfa-college en [appellant] sprake is van een overeenkomst. De vordering van [appellant] is dan ook primair gebaseerd op die overeenkomst. Het gaat om schadevergoeding vanwege een toerekenbare tekortkoming (bestaande uit een onterechte verwijdering). Aan de subsidiaire juridische grondslag, de onrechtmatige daad, hoeft het hof slechts toe te komen indien het zou oordelen dat tussen partijen geen contractuele verhouding heeft bestaan.
4.6
Het hof zal de vorderingen van [appellant] beoordelen op basis van de hiervoor samengevatte feitelijke grondslag ervan. Het volgt [appellant] in het standpunt dat tussen partijen een contractuele verhouding heeft bestaan, de onderwijsovereenkomst. Omdat [appellant] niet gemotiveerd heeft gesteld dat zijn verwijdering door het Alfa-college (en de daaraan voorafgaande nalatigheid van het Alfa-college) onafhankelijk van de schending van de verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst die dat volgens hem oplevert onrechtmatig is [1] , kan de subsidiaire juridische grondslag van de vorderingen onbesproken blijven.
Heeft het Alfa-college [appellant] rechtsgeldig verwijderd?4.7 Gezien het voorgaande is de kernvraag of het Alfa-college [appellant] rechtsgeldig heeft verwijderd. Om die vraag te kunnen beantwoorden, is het van belang eerst vast te stellen hoe de verwijdering juridisch geduid moet worden. Is een verwijdering een buitengerechtelijke ontbinding, zodat daarop de artikelen 6:265 e.v. BW van toepassing zijn en beoordeeld moet worden of de verzuimregeling van toepassing is, en zo ja, was sprake van verzuim toen de verwijdering plaatsvond? De kantonrechter lijkt daarvan te zijn uitgegaan. [appellant] gaat daar in zijn memorie van grieven op door, gelet op het betoog dat de verzuimregeling van artikel 6:81 BW van toepassing is en dat geen sprake was van verzuim toen hij door het Alfa-college werd verwijderd, kort gezegd omdat een ingebrekestelling ontbrak en het Alfa-college bovendien in schuldeisersverzuim verkeerde.
4.8
Het Alfa-college heeft aangevoerd dat voor een verwijdering geen ontbinding van de overeenkomst in de zin van artikel 6:265 BW nodig is. Het hof volgt het Alfa-college in dat standpunt. Artikel 12 van de algemene voorwaarden bij de onderwijsovereenkomst voorziet er onder h. in dat de overeenkomst (onder meer, naast 9 andere in artikel 12 genoemde situaties) eindigt door de definitieve verwijdering van de student. Definitieve verwijdering is dan ook een in de overeenkomst voorziene wijze van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst. Indien het Alfa-college een student definitief verwijdert, eindigt op grond van artikel 12 aanhef en onder h. van de algemene voorwaarden de overeenkomst tussen het Alfa-college en de student. Daarvoor is niet nodig dat het Alfa-college de overeenkomst (ook nog) buitengerechtelijk ontbindt en dus ook niet dat aan de vereisten van ontbinding, zoals geregeld in artikel 6:265 BW, is voldaan. Voldoende is dat het Alfa-college de student rechtsgeldig definitief verwijderd heeft. Als dat het geval is, eindigt daarmee de overeenkomst tussen partijen.
4.9
In artikel 8 van de algemene voorwaarden is geregeld wanneer Het Alfa-college een student definitief kan verwijderen. Voor het antwoord op de vraag of het Alfa-college [appellant] rechtsgeldig definitief heeft verwijderd, en daarmee de overeenkomst met hem rechtsgeldig heeft beëindigd, is dan ook doorslaggevend of is voldaan aan de eisen die deze bepaling stelt aan een definitieve verwijdering.
4.1
Artikel 8 van de algemene voorwaarden kent twee gronden voor definitieve verwijdering, te weten het herhaaldelijk overtreden van de voorschriften van het Alfa-college en ernstig wangedrag. In het eerste geval kan de student pas definitief worden verwijderd nadat hij schriftelijk is gewaarschuwd en is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn handelen of nalaten. In het tweede geval - dat van het ernstig wangedrag - is zo’n schriftelijke waarschuwing geen vereiste voor definitieve verwijdering. Dat volgt uit de tekst van artikel 8, die op dit punt glashelder is.
Het hof volgt [appellant] dan ook niet in het betoog dat het Alfa-college ten onrechte heeft nagelaten hem eerst te waarschuwen alvorens het besloot hem definitief te verwijderen. Zo’n waarschuwing is in de situatie van ernstig wangedrag niet noodzakelijk. Het gaat bij ernstig wangedrag immers om gedrag waarvan voor een ieder ook zonder waarschuwing duidelijk is dat het niet te tolereren valt, niet om gedrag dat nog wel kan worden gecorrigeerd doordat de betrokkene zich vervolgens, na een waarschuwing, wel volgens de regels gedraagt.
4.11
De verwijzing van [appellant] naar artikel 4.1 van de algemene voorwaarden gaat niet op. In die bepaling is vastgelegd dat een student die zich bij herhaling niet goed gedraagt een gedragssommatie ontvangt. Houdt hij zich niet aan deze gedragssommatie, dan kan het
Alfa-college, zoals in het slot van artikel 4.1 is bepaald, een procedure tot definitieve verwijdering starten. De verwijdering is in dat geval gebaseerd op het herhaaldelijk overtreden van voorschriften van het Alfa-college, de eerste verwijderingsgrond van artikel 8. De woorden ‘bij herhaling’ in artikel 4.1 sluiten ook aan bij het woord ‘herhaaldelijk’ van de eerste verwijderingsgrond. De regeling van artikel 4.1 - als een student bij herhaling zijn verplichtingen niet nakomt, ontvangt hij een gedragssommatie en als hij die niet naleeft, kan een procedure tot verwijdering (of schorsing) in werking worden gesteld - geldt dan ook niet voor situaties van ernstig wangedrag.
4.12
De vraag die resteert is of het gedrag van [appellant] op 9 november 2016 ernstig wangedrag in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden was. Het hof zal daarbij alleen rekening houden met wat er in de gesprekken in de middag van 9 november 2016 is gebeurd.
Het hof houdt dus geen rekening met de ook aan [appellant] verweten bedreiging van een medestudente en telefonische en/of digitale bedreigingen van [C] en evenmin met de gebeurtenissen van 10 november 2016. [appellant] heeft de stellingen van Alfa-college op dit punt gemotiveerd bestreden. Of die gebeurtenissen wel of niet hebben plaatsgevonden, kan namelijk, zoals hierna zal blijken, in het midden blijven.
4.13
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [appellant] tijdens de gesprekken met enkele docenten op 9 november 2016 die docenten met de dood heeft bedreigd. [appellant] is voor deze bedreiging ook strafrechtelijk veroordeeld. Uit de, op zich niet gemotiveerd inhoudelijk bestreden, verklaringen die [C] en [E] bij de politie hebben afgelegd (hierboven aangehaald in de punten 2.12 en 2.13) blijkt dat de bedreiging niet bestaan heeft uit een enkele losse opmerking van [appellant] . Integendeel, [appellant] heeft zich in de gesprekken enkele malen zeer bedreigend uitgelaten.
Aan het begin van het gesprek heeft hij al, hoorbaar voor [C] , tegen een medestudent gezegd dat hij zijn pistool en zijn mes had thuisgelaten. Die uitlating kan ironisch bedoeld zijn geweest, maar als dat al het geval was, verloor de opmerking zijn ironische lading door de daaropvolgende, onmiskenbaar dreigende mededeling dat hij ‘ze’ een reden zou geven voor een TBS-behandeling van hem, doordat hij [C] (en de andere docenten) zou vermoorden. [appellant] schreeuwde die mededeling en nam, zoals uit zowel de verklaring van [C] als uit die van [E] volgt, een dreigende houding aan.
[C] en [D] durfden, nadat het gesprek was onderbroken en [appellant] de gesprekslocatie onder begeleiding van [E] had verlaten, het gesprek niet met hem voort te zetten. Toen het gesprek met hem daarop na ongeveer een half uur werd voortgezet door Luchtenborg en [E] , heeft [appellant] op dreigende toon gezegd dat hij wist waar [C] woonde en dat hij haar zou opzoeken. Desgevraagd gaf hij weliswaar aan dat dit niet als dreigement bedoeld was, maar inhoud en toonzetting van deze opmerking kunnen, zeker gezien de kort daarvoor gemaakte opmerkingen, niet anders dan als een dreigement worden opgevat.
4.14
Al met al heeft [appellant] gedurende twee gesprekken, die met een tussenpoos van een half uur plaatsvonden, zich drie keer bedreigend uitgelaten. Er was dan ook geen sprake van een ‘slip of the tongue’, of een eenmalige verbale uitval in de hitte van een emotioneel gesprek, waarvoor hij zich onmiddellijk heeft verontschuldigd. Juist de herhaling, waarbij [appellant] eerst suggereerde dat hij wapens had, vervolgens aangaf dat hij de docenten zou vermoorden en daarna ook nog dat hij wel wist hoe en waar hij dat zou kunnen doen - bij [C] thuis, die hij wel met een paar vrienden zou komen opzoeken -, in combinatie met de blijvende boosheid van [appellant] en diens dreigende houding, zorgden ervoor dat de dreiging zeer ernstig was. Dat de dreiging een forse impact had, volgt ook uit het feit dat [C] , zoals niet door [appellant] is weersproken, enige tijd niet zonder begeleiding van een collega naar haar werk durfde te fietsen.
4.15
Een ernstige doodsbedreiging zoals die door [appellant] is geuit, vormt ernstig wangedrag in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden. Het is een ernstige misdraging, waardoor het gevoel van veiligheid bij docenten en ook studenten ernstig kan worden aangetast en, zoals uit de alleszins begrijpelijke reactie van [C] blijkt, ook is aangetast. De gevolgen ervan kunnen ook niet gemakkelijk worden weggenomen; een ‘goed gesprek’ waarin excuses worden gemaakt en beterschap wordt beloofd, is daarvoor onvoldoende. Van belang is verder dat aannemelijk is dat door de bedreiging de verhouding tussen [appellant] en de bedreigde docenten, en in elk geval tussen [appellant] en [C] , zeer ernstig verstoord is geraakt en dat van deze docenten, en in elk geval van [C] , niet gevergd kon worden dat zij [appellant] verder zouden lesgeven of begeleiden.
Ook dit effect draagt eraan bij dat de bedreiging door [appellant] beschouwd moet worden als ernstig wangedrag in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden; het effect van de bedreiging is dat er in redelijkheid ‘geen weg terug’ is. Het hof merkt in dit verband op dat Alfa-college als werkgever ook verplicht is te zorgen voor een veilige werkplek voor de door [appellant] bedreigde docenten. [appellant] heeft niet aangegeven hoe hij zijn opleiding bij het Alfa-college zou kunnen afmaken zonder in aanraking te komen met deze aan de opleiding verbonden docenten.
4.16
Hoewel de doodsbedreiging volgens [appellant] ‘een ernstig incident kan vormen’ en hij niet bestrijdt dat er voor het Alfa-college reden was om een sanctie op te leggen, meent hij dat het Alfa-college hem toch ten onrechte definitief heeft verwijderd. Hij voert daarvoor een aantal redenen aan.
4.17
De eerste reden, dat het Alfa-college hem eerst had moeten waarschuwen (en de procedure van artikel 4.1 had moeten voeren) is hiervoor al behandeld.
4.18
De tweede reden is dat het Alfa-college zelf ernstig is tekortgeschoten in haar verplichting om [appellant] goed te begeleiden. Voor zover [appellant] daarmee wil betogen dat bij het Alfa-college sprake is van schuldeisersverzuim, waardoor hijzelf niet in verzuim kon komen, leidt dat betoog tot niets, omdat het Alfa-college de overeenkomst niet heeft ontbonden, maar regulier heeft beëindigd, zoals hiervoor al is uiteengezet. De vraag of sprake was van (schuldeisers)verzuim is alleen daarom al niet relevant.
Indien [appellant] wil aanvoeren dat de tekortkomingen van het Alfa-college hebben geleid tot, of hebben bijgedragen aan, een situatie die op 9 november 2016 is geëscaleerd en dat daarom geen sprake is van ernstig wangedrag, volgt het hof hem daarin niet.
4.19
Ook indien het Alfa-college bij de begeleiding van [appellant] steken zou hebben laten vallen, blijft de doodsbedreiging van [appellant] ernstig wangedrag in de zin van artikel 8. Ook dan zou de reactie van [appellant] op de gebeurtenissen van die dag en de daaraan voorafgaande periode nog buitenproportioneel en op geen enkele manier te rechtvaardigen zijn geweest en zou zijn positie op het Alfa-college onmogelijk zijn geworden.
4.2
[appellant] heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het Alfa-college ernstig is tekortgeschoten in de zorg die van haar jegens [appellant] , een sinds het studiejaar 2015-2016 meerderjarige student met psychische problematiek, mag worden gevergd. Het Alfa-college heeft in december 2015 een begeleidingsplan gemaakt voor [appellant] en dat plan is in september 2016 aangepast. Het Alfa-college heeft niet al in het studiejaar 2014-2015 een begeleidingsplan gemaakt, maar [appellant] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit toen noodzakelijk was. Hij heeft niet weersproken dat hij tijdens het intakegesprek heeft aangegeven dat hij geen behoefte had aan extra begeleiding. Bovendien staat niet ter discussie dat [appellant] het studiejaar 2014-2015 met succes heeft doorlopen. Pas in het volgende studiejaar ontstonden er problemen en toen heeft het Alfa-college alsnog een begeleidingsplan gemaakt. Dat plan voorzag in ondersteuning van [appellant] . Uit de overgelegde stukken volgt dat er vervolgens zeer geregeld gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [appellant] en diens (pas-) coach en dat ook contact is onderhouden met de ouders van [appellant] . Daarbij is steeds geïnventariseerd waar [appellant] behoefte aan had en is in overleg met hem en zijn ouders gezocht naar oplossingen.
Dat [appellant] gepest werd, dat het Alfa-college dat had moeten weten en daar op had moeten ingrijpen, heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt. [appellant] heeft niet concreet gemaakt dat, en zo ja wanneer en bij wie, hij heeft aangegeven dat hij werd gepest.
Uit de overgelegde gespreksverslagen en het berichtenverkeer tussen de begeleiders van [appellant] volgt wel dat [appellant] in het najaar van 2016 in de klas uit de toon viel, volgens zijn docenten door onaangepast gedrag van [appellant] zelf, dat zij toeschreven aan diens psychische problematiek. Een en ander is met de moeder van [appellant] besproken, maar het verslag van dat gesprek bevat geen duidelijke aanwijzing voor het standpunt dat hij werd gepest. Het ‘wisselende gedrag dat [appellant] in de klas vertoont’, wordt door diens moeder herkend. Volgens zijn moeder voelt [appellant] zich ‘niet fijn’ in klas en maakt hij zich zorgen over het behalen van zijn diploma.
Het valt het Alfa-college niet te verwijten dat zij [appellant] op 9 november 2016 niet heeft toegelaten tot de classicale lessen toen zij de klacht van een medestudent ontving dat [appellant] haar had lastig gevallen en racistisch had benaderd. Het Alfa-college moest deze ernstige klacht wel serieus nemen en zou juist een verwijt hebben getroffen als dat niet was gebeurd.. De door het Alfa-college gemaakte keuze om [appellant] die dag niet toe te laten tot de classicale lessen maar hem zelfstandig te laten werken tot dat het toch al geplande gesprek met hem en zijn moeder zou plaatsvinden, is een redelijke keuze, ook omdat [appellant] vaker zelfstandig werkte.
4.21
[appellant] wijst er verder op dat er een verband is tussen zijn stoornis en zijn gedrag op 9 november 2016. Ook indien het gedrag van [appellant] door zijn stoornis minder verwijtbaar is, maakt het dat, zoals hij zelf ook erkent, niet minder ernstig. Het met de dood bedreigen van enkele docenten blijft ernstig wangedrag, ook als dat degene die zich misdraagt vanwege een stoornis minder valt te verwijten dan een ander zonder die stoornis. Het effect op de door docenten en studenten ervaren veiligheid is er in elk geval niet minder op, en de angst op herhaling van vergelijkbaar wangedrag zal in geen geval verminderen wanneer het gedrag (deels) verklaard kan worden door de stoornis. Ook de derde door [appellant] aangevoerde reden overtuigt dus niet.
4.22
Dat geldt ook voor de vierde reden. Volgens [appellant] heeft het Alfa-college ook procedurefouten gemaakt door hem niet schriftelijk mee te delen dat hij niet welkom was in de gebouwen van het Alfa-college. Dit verwijt van [appellant] ziet op de gebeurtenissen na het gesprek van 9 november 2016. Omdat het hof deze gebeurtenissen niet heeft betrokken bij het antwoord op de vraag of sprake is geweest van ernstig wangedrag in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden, doet het niet af aan de conclusie van het hof dat de doodsbedreiging op 9 november 2016 ernstig wangedrag oplevert.
4.23
Het hof is dus van oordeel dat het gedrag van [appellant] op 9 november 2016 ernstig wangedrag is in de zin van artikel 8 van de algemene voorwaarden en dat het Alfa-college terecht besloten heeft om [appellant] vanwege dit ernstig wangedrag definitief te verwijderen. De positie van [appellant] op het Alfa-college was na de serieuze doodsbedreiging op 9 november 2016 niet langer houdbaar en van het Alfa-college kon niet in redelijkheid gevergd worden dat zij [appellant] nog langer zou lesgeven. Het hof ziet niet in dat het Alfa-college met deze beslissing in strijd heeft gehandeld met enige bepaling uit de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
Is het Alfa-college schadeplichtig?4.24 De feitelijke grondslag van de vordering van Bronger tot schadevergoeding is, zoals hiervoor is aangegeven, dat het Alfa-college hem ten onrechte definitief heeft verwijderd. Het Alfa-college heeft [appellant] terecht verwijderd. Daarom is zij door de verwijdering niet (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [appellant]
en - nog afgezien van het bepaalde in artikel 9 van de algemene voorwaarden, zodat de bezwaren van [appellant] tegen die bepaling onbesproken kunnen blijven - niet schadeplichtig.
De conclusie4.25 Hiervoor heeft het hof de grieven (bezwaren) van [appellant] tegen het vonnis van de rechtbank thematisch behandeld en verworpen. Het hof merkt in dit verband op dat het bij de weergave van de feiten rekening heeft gehouden met de grief van [appellant] tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank doordat het hof alle feiten heeft weergegeven die relevant zijn voor de beslissing.
4.26
Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen Bij deze uitkomst krijgt [appellant] ook in hoger beroep ongelijk. Om die reden zal het hof hem veroordelen in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 2 punten, tarief II), te vermeerderen met nasalaris en wettelijke rente.

5.5. De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van rechtbank Noord-Nederland van 4 september 2018;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot nu toe door het Alfa-college gemaakt, op € 1.978,- aan verschotten en op € 2.228,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest en te vermeerderen met € 163,- voor nasalaris, te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na de datum van dit arrest aan de veroordeling uit dit arrest is voldaan èn betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M.W. Zandbergen en P. Roorda en is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 19 februari 1993, NJ 1994/290.