Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de bekrachtiging van een onderbewindstelling van [verzoeker] wegens zijn geestelijke toestand. De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland had op 21 september 2020 besloten om de goederen van [verzoeker] onder bewind te stellen, op verzoek van [verweerster]. [Verzoeker] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Tijdens de zitting op 15 april 2021 zijn verschillende partijen aanwezig, waaronder [verzoeker] en zijn advocaat, alsook vertegenwoordigers van [verweerster] en [belanghebbende1].
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de onderbewindstelling noodzakelijk is. Dit is gebaseerd op de bevindingen van een psychologisch onderzoek waaruit blijkt dat [verzoeker] op de grens van matig verstandelijk beperkt en licht verstandelijk beperkt functioneert. Hij heeft moeite met het overzien van zijn financiën en het maken van verstandige keuzes. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen, wat de noodzaak van de onderbewindstelling bevestigt.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee de onderbewindstelling van [verzoeker] in stand blijft. Het hof benadrukt dat deze maatregel is genomen ter bescherming van [verzoeker] tegen mogelijke financiële problemen in de toekomst.