ECLI:NL:GHARL:2021:4725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
200.285.900
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over de kinderen van de ouders, die na hun echtscheiding in een conflict zijn verwikkeld. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.K. de Blieck-Willemsen, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. A.F.M. Visscher, hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht over de zorg voor hun kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd moest worden en dat de moeder alleen het gezag over de kinderen zou krijgen. De vader ging hiertegen in beroep, met het argument dat hij en de moeder in staat waren om samen te werken in het belang van de kinderen. Hij voerde aan dat de communicatie tussen hen verbeterd was en dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders.

De moeder daarentegen stelde dat de situatie onhoudbaar was en dat het in het belang van de kinderen was dat zij alleen het gezag zou hebben. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft daarbij verwezen naar de eerdere beslissingen van de rechtbank en de rapportages van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming, die bevestigden dat de kinderen in een stressvolle situatie verkeerden.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het gezag over de kinderen uitsluitend aan de moeder toe te kennen. Dit besluit is genomen om de kinderen de nodige rust en stabiliteit te bieden, zodat zij zich kunnen ontwikkelen zonder de voortdurende strijd tussen de ouders. Het hof heeft ook het verzoek van de vader om een deskundige te benoemen voor onderzoek naar de situatie van de kinderen afgewezen, omdat dit als te belastend voor hen werd beschouwd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.285.900/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 490726)
beschikking van 18 mei 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Zaandam,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.F.M. Visscher te Volendam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht (verder: de rechtbank), van 20 januari 2020 en naar de beschikking van de rechtbank uitgesproken op 25 september 2020 en op schrift gezet en ondertekend op 27 oktober 2020 onder voormeld zaaknummer. Deze laatste beschikking wordt verder de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, tevens verzoek tot schorsing, met producties, ingekomen op 18 november
2020;
- het verweerschrift van 10 december 2020 inzake het schorsingsverzoek met een productie;
- het verweerschrift van 14 januari 2021 in de hoofdzaak;
- een journaalbericht van 6 april 2021 van mr. R.J.C. Silven, kantoorgenoot van de advocaat
van de moeder;
- een journaalbericht van 9 april 2021 van mr. De Blieck-Willemsen met producties;
- een journaalbericht van 15 april 2021 van mr. R.J.C. Silven met een productie.
2.2
Het hof zal - gelet op de zogenoemde twee-conclusie-regel - geen kennis nemen van de inhoudelijke reacties van de ouders, die bij journaalbericht van 9 april 2021van mr. De Blieck-Willemsen als productie 11 en bij journaalbericht van 15 april 2021 van mr. Silven als productie zijn overgelegd.
2.3
De hierna te noemen [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.4
Bij beschikking van 2 februari 2021 heeft dit hof het verzoek van de vader tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afgewezen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 april 2021 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is in persoon verschenen bijgestaan door mr. Silven die door middel van een Skype-verbinding aan de mondelinge behandeling heeft deelgenomen. Namens de GI was [C] aanwezig. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) was [D] aanwezig.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de vader en de moeder is op 2 oktober 2017 door echtscheiding ontbonden. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige] (verder: [de minderjarige] ), geboren [in] 2006 te [E] ;
- [de minderjarige2] (verder: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2009 te [E] , en
- [de minderjarige3] (verder: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2012 te [F] ,
gezamenlijk te noemen: de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 9 mei 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Bij beschikking van 26 november 2018 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is deze gecertificeerde instelling vervangen door de GI. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd. Voor het laatst bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 oktober 2020, tot 10 mei 2021.
3.3
Bij beschikking van 20 januari 2020 heeft de rechtbank de zorgregeling zoals deze is vastgesteld in het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan gewijzigd en vastgesteld dat:
- de kinderen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen brengt en haalt, in 2020 in de even weken;
- de kinderen tijdens de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijven, waarbij de moeder voor 15 september van ieder jaar een verdeling van de vakanties en feestdagen maakt en deze naar de vader stuurt.
Voorts heeft de rechtbank bij die beschikking de verdere behandeling van het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van het traject Begeleiding op Parallel Ouderschap (BPO).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de vader over de kinderen beëindigd en bepaald dat vanaf de dag van die beschikking alleen de moeder het ouderlijk gezag heeft over de kinderen, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Grief vier ziet op de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad waarop het hof bij beschikking van 2 februari 2021 heeft beslist. De overige drie grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt het hof primair het verzoek van de moeder - om te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen wordt beëindigd en dat de moeder belast wordt met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen - af te wijzen, subsidiair het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) opdracht te geven om onderzoek te doen of een gezagswijziging in het belang is van de kinderen, één en ander zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden en kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder verzoekt het hof de verzoeken in hoger beroep van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader stelt dat de ouders in staat zijn ervoor te zorgen dat de kinderen niet klem of verloren raken. Ouders beschikken over tools om met elkaar te communiceren. De moeder wil niet communiceren of frustreert de communicatie. De vader werkt overal aan mee, maar stelt kritische vragen. Dit ziet de moeder als strijd. Beide ouders hebben het traject: “Kinderen uit de Knel” doorlopen. Door de verhuizing van de moeder met de kinderen en de wijziging van de GI heeft de hulpverlening aan de kinderen 1 jaar vertraging opgelopen. Dat die hulpverlening stil lag kwam niet omdat de vader niet wilde meewerken. In het voorjaar van 2019 is ouderschapsbemiddeling voorgesteld om de communicatie te verbeteren, De vader heeft daaraan meegewerkt maar de moeder heeft dat traject stopgezet. Het is juist dat de verhouding tussen de ouders enigszins verstoord is, maar dat komt doordat de moeder een houding inneemt waarin de rol van de vader wordt miskend. De moeder lijkt niet te willen communiceren als de vader het initiatief neemt. De moeder communiceert alleen op eigen initiatief. Slechte communicatie leidt niet automatisch tot het klem of verloren raken van de kinderen tussen de ouders. Als beide ouders zich inspannen zijn zij in staat om met elkaar te communiceren. De communicatie verloopt nu al beter dan voorheen. De kinderen hebben bij meerdere instanties en aangelegenheden aangegeven geen spanning of strijd te ervaren. Beide ouders houden kinderen buiten de discussies en belasten hen niet. De vader heeft het traject BPO afgerond. Onbekend is of de moeder dat traject heeft afgerond. Anders dan de rechtbank overweegt is de vader van mening dat de hulpverlening voor de kinderen wel van de grond is gekomen. De vader heeft de inzet van gezinstherapie niet gefrustreerd. Als gevolg van eerdere verhuizingen is de betrokkenheid van de vader bij de kinderen al beperkt. Door het eenhoofdig gezag wordt de vader nog meer buitenspel gezet en kan de moeder de lijn voortzetten dat zij weigert te overleggen of te communiceren. Zij neemt nu eenzijdig beslissingen ten aanzien van de kinderen en de omgang met de vader. Niet bewezen is dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen als gevolg van de strijd en de spanningen tussen de ouders klem of verloren raken. Er is een dossier gefabriceerd om tot beëindiging van zijn gezag te komen.
5.3
De moeder stelt dat zij na jarenlange strijd tussen partijen eindelijk de bevoegdheid heeft om zelfstandig keuzes te nemen ten aanzien van de kinderen. Dit geeft haar en de kinderen veel rust en minder stress. De vader ziet zijn aandeel in de ontstane situatie totaal niet en blijft doorprocederen, ook tegen elke verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen. De vader betaalt geen kinderalimentatie en de moeder moet keuzes maken tussen het betalen van haar advocaat of aanschaf van spullen voor de kinderen. De vader verliest het belang van de kinderen uit het oog. Er is veel strijd met de vader over de omgang, spullen van de kinderen raken kwijt of gaan kapot als de kinderen bij de vader zijn en de vader weigert die spullen te vervangen. De moeder vreest ook dat de problemen bij schoolkeuze van en hulpverlening voor de kinderen blijven bestaan. De vader werkt veel beslissingen omtrent de kinderen tegen en daardoor raken zij klem tussen de ouders. Beide ouders zijn naar verschillende hulpverleningstrajecten verwezen en beide hebben meegewerkt aan het traject BPO. Dit heeft niet geleid tot verbetering van de communicatie tussen partijen, er is nog steeds geen sprake van een normale communicatie. Daarna volgde het advies van de GI aan de moeder om een verzoek beëindiging van het gezamenlijk gezag in te dienen. De vader blijft de strijd met haar aangaan. Zijn achterdocht jegens haar is groot en de moeder vindt dit triest voor de kinderen. De vader bagatelliseert de zorgen van moeder over de kinderen. Het heeft de rechter in een eerdere procedure moeite gekost om de vader te laten instemmen met therapie voor [de minderjarige] . Na de mondelinge behandeling bij de rechtbank kwam de vader weer met allerlei eisen voordat de therapie gestart kon worden. De vader zag de noodzaak van de therapieën niet. Pas na tussenkomst van de gezinsmanager kon de therapie worden opgestart. De vader kan het advies van het BPO niet volgen omdat hij het ouderschap niet op die manier wil vormgeven. Gezamenlijk gezag leidt tot meer problemen. De vader wil overal het laatste woord in hebben en creëert daarmee een onwerkbare situatie. De moeder houdt zich aan de afspraken omtrent de omgangsregeling en zal die omgang niet tegenwerken. [de minderjarige3] volgt nog steeds een hulpverleningstraject bij [G] en [de minderjarige] is, op zijn eigen verzoek, weer terug naar zijn vorige therapeute. Hij is nu aangemeld voor sporttherapie De problematiek is ernstig en er is geen zicht op verandering van de situatie op korte termijn.
5.4
De GI blijft bij haar advies aan de moeder om het ouderlijk gezag voor haar alleen aan te vragen. De eerste ondertoezichtstelling van de kinderen is in 2017 uitgesproken en is daarna telkens verlengd. Sindsdien is de strijd tussen de ouders niet verminderd. Over alles - de hulpverlening, schoolkeuzes en de omgangsregeling in zijn geheel - is strijd en de ingezette hulpverlening heeft die strijd niet kunnen verminderen. Ook uit de stukken in deze procedure blijkt weer dat ieder standpunt leidt tot discussie. In de ogen van de vader is dat geen strijd, maar een kritische blik, maar de moeder ziet die discussies als strijd. Elke te nemen beslissing leidde tot eindeloze e-mailberichten over en weer. Deze discussies leiden tot spanningen en daar hebben de kinderen last van. Door een strak geregisseerde omgangsregeling vast te leggen is de strijd omtrent die regeling verminderd. Ook de verlengingen van de ondertoezichtstelling leidde tot onrust bij de kinderen omdat de vader niet kon instemmen met de verlengingen en daartegen hoger beroep instelde. Hierdoor komen de kinderen niet toe aan hun eigen ontwikkeling. Door het gezag alleen aan de moeder toe te kennen kan de moeder zelfstandig beslissen over de kinderen en komt er meer rust voor de kinderen. Dit is in de afgelopen periode al gebleken. De kinderen kunnen eindelijk toekomen aan hun eigen ontwikkeling met de inzet van de voor hen noodzakelijke hulpverlening.
5.5
De raad voert aan dat de kinderen zich al sinds 2017 in een onrustige stressvolle situatie bevinden als er beslissingen over hen genomen moeten worden. Uit alle stukken komt naar voren dat niets vanzelf gaat. De kinderen ondervinden daar last van. Om de kinderen de nodige hulp te kunnen bieden voor hun problemen hebben zij rust en basisveiligheid nodig om te kunnen profiteren van de hulp. Als kinderen zolang in een stressvolle situatie zitten kan dit een trauma veroorzaken bij de kinderen. De kinderen moeten er op kunnen vertrouwen dat de spanning weg blijft. De inzet van verschillende hulpverleningstrajecten heeft niet geleid tot structurele verbetering van de situatie, zonder dat gezegd kan worden aan wie dat ligt. Belangrijk in dit geval is dat één van de ouders de beslissingen over de kinderen kan nemen. De kinderen groeien al jarenlang op bij de moeder, zij is dan ook de aangewezen persoon om die beslissingen ten aanzien van de kinderen te nemen.
5.6
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt.
Het hof verwijst naar hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking heeft overwogen en beslist en maakt deze beslissing, na eigen onderzoek, tot de zijne. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
De afgelopen jaren is er veel hulpverlening ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en daarmee de spanningen die de slechte communicatie met zich brengt te verminderen. Deze spanningen tussen de ouders hebben hun weerslag op de kinderen. De vader is en blijft van mening dat de moeder niet met hem wil communiceren terwijl de moeder van mening blijft dat zij wel met de vader communiceert maar dat de vader dat onmogelijk maakt omdat elke beslissing ten aanzien van de kinderen tot (onnodige) discussie leidt. De ouders leggen de schuld van het niet met elkaar kunnen communiceren bij elkaar. De tot op heden ingezette hulpverlening voor de ouders heeft niet tot verbetering van de communicatie geleid. Ouderschapsbemiddeling is gestrand omdat geen bemiddelings-mogelijkheden werden gezien. BPO heeft evenmin verbetering teweeg gebracht. Het hof is van oordeel dat al uit de rapportage van de GI van 9 oktober 2019 valt af te leiden dat de kinderen worden belast met de strijd tussen de ouders. Deze strijd is onverminderd doorgegaan, waardoor de hulpverlening voor de kinderen niet goed van de grond is gekomen. [de minderjarige3] had veel last van woede-uitbarstingen. Hulpverlening voor [de minderjarige3] bij [H] kon niet worden ingezet in verband met de aanhoudende strijd tussen de ouders. [de minderjarige3] krijgt nu individuele therapie. [de minderjarige] heeft in het verleden een therapietraject afgerond maar vraagt nu zelf weer om hulp. Hij is half maart 2021 weer aangemeld bij zijn vorige therapeute en staat op de wachtlijst voor sporttherapie. [de minderjarige2] heeft de hulp die hij nodig had in verband met zijn hoogbegaafdheid en om zijn emoties en trauma’s een plek te kunnen geven, eind maart 2021 afgerond.
Het hof is van oordeel dat de kinderen de nodige rust en de veiligheid moeten kunnen ervaren om toe te kunnen komen aan de verwerking van hun eigen problematiek.
Het hof zal dan ook, in overeenstemming met de adviezen van de raad en de GI, in dit geval het eenhoofdig gezag aan de moeder toekennen, zodat er een einde kan worden gemaakt aan de strijd tussen partijen. Daarmee wordt de voor de kinderen noodzakelijke rust gecreëerd en kunnen zij toekomen aan hun eigen ontwikkeling zonder dat zij klem blijven zitten tussen de ouders.
Het hof betrekt hier nog bij dat het contact van de vader met de kinderen tijdens de omgangsregeling goed verloopt. Het hof gaat ervan uit dat de ouders zich inspannen dit contact te stimuleren en zo min mogelijk belastend voor de kinderen te laten verlopen, hetgeen een voorwaarde is voor een verdere gezonde emotionele ontwikkeling van de kinderen.
5.7
De vader verzoekt het hof subsidiair het NIFP opdracht te geven om onderzoek te doen of een gezagswijziging in het belang is van de kinderen. De vader stelt dat het NIFP een onderzoek kan instellen naar de vraag in welke mate de kinderen last hebben van strijd en spanningen tussen de ouders en of zij als gevolg daarvan klem en verloren zitten tussen de ouders. De moeder voert aan dat nieuw onderzoek niet in het belang kinderen is. Uit de rapportages van de GI en de raad blijkt dat de kinderen wel degelijk last hebben van de strijd tussen de ouders en dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders. In de wet is geen grondslag opgenomen dat dit wetenschappelijk vastgesteld moet worden. Zowel de GI als de raad zijn van mening dat er in deze zaak al zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgehad en dat het belastend is voor de kinderen om ze nogmaals bloot te stellen aan nieuw onderzoek.
5.8
Artikel 810a lid 2 van het wetboek van burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat de rechter in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek tot toepassing van artikel 810a lid 2 Rv, bevat feiten en omstandigheden die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige en zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind.
5.9
Het hof is, mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat in verband met voormelde problematiek van de kinderen het belang van de kinderen zich verzet tegen het door de vader verzochte onderzoek. Voor een goede ontwikkeling van de kinderen is het van het grootste belang dat hen nu zoveel mogelijk rust en veiligheid wordt verschaft. Een onderzoek van een deskundige naar de mogelijkheden van het gezamenlijk gezag van de ouders ondermijnt deze rust en veiligheid. Daarnaast zijn de kinderen nog in therapie of hebben zij hulpverleningstrajecten recent afgerond. Het hof acht het door de vader verzochte onderzoek te belastend voor de kinderen. Omdat dat onderzoek geen verandering brengt in de voor de kinderen zo belastende verhouding tussen de vader en de moeder zal een dergelijk onderzoek, gelet op hetgeen in deze procedure al vast is komen te staan, ook niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het hof wijst het subsidiaire verzoek van de vader om een onderzoek op de voet van artikel 810a Rv daarom af.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en het meer of anders verzochte afwijzen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 september 2020;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.U.M. van der Werff en A.T. Bol, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 18 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.