Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
"De overeengekomen aanneemsom/koopsom is exclusief omzet-belasting en gebaseerd op de ten tijde van de offerte bekende prijsbepalende factoren. [appellante] is te allen tijde gerechtigd om tussentijdse prijsverhogingen in de productiemiddelen en eventuele meerkosten aan opdrachtgever door te berekenen. (…)".
grief 2 in incidenteel hoger beroepvoert Pijnacker Infra aan dat zij bij de prijsaanvraag voor de koolashoudende grond heeft aangegeven (zie haar e-mail van 3 november 2014) dat de koolas schijnbaar overal zit en dat [appellante] rekening moet houden met een aanzienlijke hoeveelheid koolas, zoals blijkt uit het bij de e-mail gevoegde analyserapport. Omdat [appellante] dat bij het uitbrengen van haar offerte heeft kunnen incalculeren, hoefde Pijnacker Infra er geen rekening mee te houden dat [appellante] nog meerkosten in rekening zou brengen, aldus Pijnacker Infra.
Grief 1 in principaal hoger beroep, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de grond met een hoger slibgehalte dan waarvan bij het sluiten van de overeenkomst was uitgegaan van Pijnacker Infra afkomstig is en dat [appellante] Pijnacker Infra niet in de gelegenheid heeft gesteld dat te controleren, slaagt.
grief 3 in incidenteel hoger beroepvoert Pijnacker Infra aan dat er sprake is geweest van rechtsverwerking, hetgeen de rechtbank heeft miskend. Volgens Pijnacker Infra heeft [appellante] zich zodanig gedragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als [appellante] zich nog kon beroepen op haar vorderingsrecht. Pijnacker Infra voert daartoe aan dat [appellante] ondanks herhaalde verzoeken de gevraagde informatie en stukken niet heeft verstrekt en dat het na de inmiddels verstreken tijd inmiddels niet meer is na te gaan van welke concrete partijen er monsters zijn genomen. Na een sommatie op 13 januari 2016 is [appellante] , hoewel partijen nog steeds zaken met elkaar deden, niet meer op de onderhavige kwestie teruggekomen en heeft zij de zaak laten rusten, aldus Pijnacker Infra.