ECLI:NL:GHARL:2021:4632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
21-002934-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van politie en wederspannigheid met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging van de politie met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, alsook voor wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 9 april 2019, toen de verdachte dreigende woorden richtte aan de politie en zich verzette tegen zijn aanhouding. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, bestaande uit een voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij mantelzorger is voor zijn vrouw, wat de uitvoering van een taakstraf bemoeilijkt. Het hof heeft deze persoonlijke omstandigheden meegewogen in de strafoplegging. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002934-19
Uitspraak d.d.: 12 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 mei 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-044830-19 en 16-085470-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld, in dier voege dat – blijkens de akte instellen hoger beroep – het hoger beroep zich niet richt tegen de vrijspraak betreffende het feit met parketnummer 16-044830-19, zodat in hoger beroep alleen de feiten in de zaak met parketnummer 16-085470-19 aan de orde zijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.W.L.A.M. Koppen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-085470-19:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2019 te [plaats] , althans in Nederland, de politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die politie dreigend de woorden toe te voegen "Dan is het heel simpel, de eerste en beste keer dat hier bij mij een agent op de stoep staat over een blaffende hond, dan pak ik een honkbalknuppel of ik pak wat anders om mee te meppen, dan mep ik die agent weg, want er is hier geen blaffende hond. Als de dierenpolitie bij mij aan de deur komt, dan ga ik naar België en haal ik een echt wapen en dan schiet ik die hele wijk en dierenpolitie overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 april 2019 te [plaats] , althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de ambtenaren, [verbalisant1] en [verbalisant2] , werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte [verdachte] door zijn arm(en) tijdens zijn aanhouding los te rukken uit de greep van voornoemde verbalisant(en) en door zich met kracht in een andere richting te bewegen dan dat voornoemde verbalisanten hem trachten te geleiden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-085470-19 (gevoegd):
1.
hij op 9 april 2019 te [plaats] de politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die politie dreigend de woorden toe te voegen "Dan is het heel simpel, de eerste en beste keer dat hier bij mij een agent op de stoep staat over een blaffende hond, dan pak ik een honkbalknuppel of ik pak wat anders om mee te meppen, dan mep ik die agent weg, want er is hier geen blaffende hond. Als de dierenpolitie bij mij aan de deur komt, dan ga ik naar België en haal ik een echt wapen en dan schiet ik die hele wijk en dierenpolitie overhoop".
2.
hij op 9 april 2019 te [plaats] zich heeft verzet tegen de ambtenaren, [verbalisant1] en [verbalisant2] , werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte [verdachte] door zijn armen tijdens zijn aanhouding los te rukken uit de greep van voornoemde verbalisanten en door zich met kracht in een andere richting te bewegen dan dat voornoemde verbalisanten hem trachten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens de politie. Door aldus te handelen heeft verdachte de integriteit van de politie aangetast en vrees opgewekt, waardoor de politie kan worden belemmerd in haar functioneren. Voorts heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding, waarmee hij een gebrek aan respect tegenover het politiegezag in het algemeen en de betreffende verbalisanten in het bijzonder heeft getoond.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2021 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een misdrijf.
Ter zitting in hoger beroep is door verdachte en zijn raadsman betoogd dat een taakstraf voor verdachte nagenoeg onmogelijk is om uit te voeren. Verdachte is mantelzorger voor zijn vrouw, die 24 uur per dag zorg nodig heeft. Verdachte kan geen uren achter elkaar bij haar vandaan zijn.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, in het bijzonder de ter zitting toegelichte persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren subsidiair veertig dagen hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.