Uitspraak
hij op in omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019, te [plaats1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] (aan de [adres1] te [plaats1] ), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Ik heb niets met de vernieling van een raam van de pizzeria in [plaats1] te maken. Ik was die avond wel in de buurt. Ik ben toen ook beschoten door onbekenden. Als wordt gesteld dat ik degene ben die op de camerabeelden is te zien, dan klopt dat niet. Ik ben dat niet geweest. Ik heb nooit een oranje rode jas gehad. Als de politie in hun proces-verbaal van bevindingen een beschrijving van mij geeft, omdat ze mij eerder op die avond hadden gezien, dan is dat niet juist weergegeven. Als de agenten zeggen dat ze mij hebben herkend aan mijn kleding, dan kan ik u alleen maar zeggen dat dat niet juist is en dat ik daar niet geweest ben. [1] ”
“Op 15 mei 2019 wordt er bij de pizzeria aan de [adres1] te [plaats1] een raam ingegooid. (…) Van deze vernieling zijn camerabeelden aanwezig. Na het uitlezen van de camerabeelden kan een persoon die een rode jas met capuchon, een lichtblauwe spijkerbroek en donkere handschoenen droeg, als dader worden aangemerkt. Bij de stukken bevindt zich een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen waarin een incident wordt beschreven, waarbij verdachte diezelfde nacht betrokken is geweest. Verbalisant beschrijft daarbij in zijn proces-verbaal onder meer de kleding van verdachte die hij droeg bij dat incident. Nadat verbalisant de camerabeelden terzake de vernieling van de raam heeft gezien, herkent hij voor 100% verdachte, als degene die op de camerabeelden voorkomt bij de vernieling van het raam van de pizzeria. Gelet op het vorenstaande kan het onder 6 ten laste gelegde bewezen worden.”
hij in de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 mei 2019, te [plaats1] , opzettelijk en wederrechtelijk een raam, toebehorende aan [naam1] (aan de [adres1] te [plaats1] ), heeft vernield.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
€ 1.608,79 (duizend zeshonderdacht euro en negenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
80 (tachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.