ECLI:NL:GHARL:2021:4620

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
21-002535-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake meerdere diefstallen uit geparkeerde auto’s en poging daartoe

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van meerdere diefstallen uit geparkeerde auto’s en een poging daartoe. De feiten vonden plaats op 10 december 2017, waarbij de verdachte zich toegang tot de voertuigen heeft verschaft door middel van braak. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij verslavingszorg en een verbod op alcohol en drugs. In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uren overwogen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 67,50 toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002535-18
Uitspraak d.d.: 12 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 2 mei 2018 met parketnummer 16-027254-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, alsmede toewijzing van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 67,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. K. Kok, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van een tweetal pogingen tot inbraak (in de auto's van [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] ), zoals die onder feit 2 cumulatief ten laste zijn gelegd. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis voornoemd verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden dat hij zich zal melden bij Tactus verslavingszorg en laat behandelen bij Forensisch Amethist of een soortgelijke ambulante forensische zorg met indien nodig een kort klinische opname en dat verdachte zich zal onthouden van het gebruiken van alcohol en drugs.
De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] toegewezen tot een bedrag van 203,20 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen op of omstreeks 10 december 2017 te [plaats]
- een zonnebril en/of een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij4] , en/of
- twee, in elk geval een zonnebril en/of een hoeveelheid klein geld (ongeveer 10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij3] , en/of
- een lifehammer en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij6] BV,
heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 10 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar die auto is toegegaan en/of een ruit van die auto heeft ingeslagen/gegooid en/of die auto heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen op 10 december 2017 te [plaats]
- een zonnebril en een pakje sigaretten, dat toebehoorde aan [benadeelde partij4] en
- twee zonnebrillen en een hoeveelheid klein geld (ongeveer 10 euro) dat toebehoorde aan [benadeelde partij3] en
- een lifehammer en een bril, dat toebehoorde aan [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij6] BV, heeft weggenomen telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2.
hij op een of meer tijdstippen op 10 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, naar die auto is toegegaan en een ruit van die auto heeft ingeslagen/gegooid en die auto heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit geparkeerd staande auto’s en een poging daartoe door ruiten van die auto’s te vernielen. Verdachte heeft door aldus te handelen schade veroorzaakt en een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaren.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 31 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder wegens soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat in beginsel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Bij de beoordeling van de op te leggen straf heeft het hof eveneens rekening gehouden met hetgeen door verdachte en zijn raadsman met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter zitting van het hof is aangevoerd.
Er lijkt sprake te zijn van een positieve kentering in het leven van verdachte.
Voorts heeft het hof geconstateerd dat in de fase van het hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, nu de behandeling van de zaak niet met een eindarrest is afgerond binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld. Het hof ziet echter aanleiding om te volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden, gelet op de aard en hoogte van de hierna te vermelden op te leggen straf.
Het hof ziet alles afwegende aanleiding om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaren in combinatie met een taakstraf van na te melden duur.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.218,79. De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 203,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden ten bedrage van 67,50 euro (eigen risico). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de (twee) vrijspraken ter zake van de cumulatief onder 2 tenlastegelegde feiten.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 67,50 (zevenenzestig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij3] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 67,50 (zevenenzestig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.