ECLI:NL:GHARL:2021:4550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
200.288.992
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 12 juni 2021. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel (GI), tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen of te bekorten.

Het hof heeft de feiten in de zaak onderzocht, waaronder de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen door de spanningen tussen de ouders. De ouders waren samen belast met het gezag, maar er waren ernstige zorgen over hun communicatie en de impact daarvan op de kinderen. De GI had gerapporteerd dat, hoewel er enige verbetering was in de communicatie tussen de ouders, de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig waren. De vader en moeder waren het niet eens over de te nemen vervolgstappen, wat leidde tot verdere spanningen.

Na het horen van de argumenten van beide partijen en de beoordeling van de situatie, heeft het hof geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De ouders zijn niet in staat gebleken om de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen zelfstandig weg te nemen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 12 juni 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.992
(zaaknummer rechtbank Overijssel 256425)
beschikking van 11 mei 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M. Elfrink te Hengelo (O),
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 januari 2021, en
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 april 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • [naam1 1] en [naam2] namens de GI, en
  • de vader.
De raad voor de kinderbescherming was met berichtgeving vooraf niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 te [woonplaats2] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 te [woonplaats2] .
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019 zijn de kinderen tot 12 juni 2020 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming, regio Amsterdam.
3.3
In december 2019 is de moeder met de kinderen van [woonplaats2] naar [woonplaats1] verhuisd. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 21 november 2019 is Stichting Jeugdbescherming, regio Amsterdam, vervangen door Stichting Jeugdbescherming Overijssel.
3.4
De kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft bij beschikking van 10 juni 2020 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 12 december 2020.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd van 12 december 2020 tot 12 juni 2021.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen dan wel te beëindigen dan wel de duur ervan te bekorten, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist oordeelt.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van het bepaalde in de artikelen 1:260, eerste lid, en 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof zal beslissen dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd tot 12 juni 2021 en de beslissing van de kinderrechter bekrachtigen. Hierna zal uitgelegd worden waarom het hof deze beslissing zal nemen.
5.3
Op het moment dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht werden gesteld waren er grote zorgen dat hun ontwikkeling ernstig bedreigd werd door de vele spanningen tussen de ouders waarmee zij belast werden. Het lukte de ouders niet om deze bedreiging onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De ouders waren niet in staat om op een respectvolle en opbouwende manier met elkaar te communiceren, en er was geen goed en regelmatig contact tussen de kinderen en de vader. Uit informatie van de GI op de zitting van het hof is gebleken dat hierin wel verbetering is gekomen. Er is een zorgregeling die goed loopt, de ouders communiceren nu met elkaar en maken niet meer openlijk ruzie met elkaar. De school ziet ook verbetering in de communicatie tussen de ouders, en de school ziet meer rust bij de kinderen op de maandagen dat zij van de vader terugkomen.
Maar uit de informatie van de GI blijkt ook dat de ernstige zorgen over de kinderen nog niet verdwenen zijn. De observatieperiode voor speltherapie van [de minderjarige1] is verlengd, omdat er loyaliteitsproblemen bij hem spelen en bekeken moet worden welke behandeling voor hem het meest passend is. Daarnaast levert de communicatie tussen de ouders, hoewel verbeterd ten opzichte van eerder, nog regelmatig spanningen op tussen de ouders. Zo schrijven de ouders in hun mailcontact nog steeds naar elkaar wat zij vinden van wat de andere ouder (verkeerd) doet. De kinderen worden met deze spanningen belast. De ouders zijn het bovendien niet met elkaar eens over welke vervolgstappen nu gezet moeten worden. De vader wil hulpverlening van [naam3] via het traject [naam4] , maar de moeder wil dat niet. De moeder is van mening dat hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende waarborgen biedt en dat de ouders eigenlijk al parallel ouderschap uitvoeren. Ook tijdens de zitting is gebleken dat de ouders het niet met elkaar eens zijn over te nemen vervolgstappen, en dat de communicatie tussen hen spanningen oplevert. Ouders komen weliswaar gemaakte afspraken na, maar dat zijn afspraken die door de GI opgesteld zijn en niet door ouders zelf of op hun initiatief worden gemaakt.
5.4
Er is op dit moment naar het oordeel van het hof dan ook nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Het hof heeft er geen vertrouwen in dat de ouders samen en zonder gedwongen hulp de ernstige zorgen die er over de kinderen zijn kunnen wegnemen. Ondertoezichtstelling is daarom nog steeds noodzakelijk.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 november 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 11 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.