ECLI:NL:GHARL:2021:4543

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
200.279.019
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en contact tussen vader en minderjarige kinderen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een zorgregeling voor de minderjarige kinderen van de vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De vader, die niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling, heeft verzocht om een herziening van de zorg- en opvoedingstaken. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, is verweerster in deze zaak. De moeder van de kinderen is ook als belanghebbende aangemerkt.

Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 11 augustus 2020 en het rapport van de raad van 24 december 2020. In de tussenbeschikking werd een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij minimaal één uur per twee weken begeleid contact tussen de vader en de kinderen diende plaats te vinden. De GI is verantwoordelijk voor de invulling van deze regeling. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het contact tussen de vader en de kinderen te continueren, gezien de behoefte van de kinderen aan contact met hun vader.

Tijdens de zitting heeft de GI aangegeven dat er momenteel geen reden is om de voorlopige zorgregeling stop te zetten, en dat de kinderen al regelmatig contact hebben met de vader. De moeder heeft ook bevestigd dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen op een veilige manier contact hebben met hun vader. Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen en de zorgregeling definitief vast te stellen, waarbij de GI een rol blijft spelen in de verdere invulling van de zorgregeling, vooral gezien de aanstaande detentie van de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.279.019/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 365406)
beschikking van 11 mei 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: onttrokken,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 11 augustus 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit het rapport van de raad van 24 december 2020, ontvangen bij het hof op 29 december 2020.
1.3
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft op 8 april 2021 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • [naam1] en [naam2] namens de GI;
  • de moeder;
  • [naam3] namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).
De vader is, hoewel op juiste wijze opgeroepen, niet verschenen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 11 augustus 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof:
  • alvorens verder te beslissen, als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat minimaal 1 uur per twee weken begeleid contact plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 te [plaats] ) en [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats] ), waarbij de GI de exacte invulling bepaalt, zoals de locatie en wijze van begeleiding, en waarbij het de GI vrijstaat het contact uit te breiden indien zij hiervoor mogelijkheden ziet;
  • de raad verzocht een onderzoek in te stellen en daarbij in ieder geval de volgende vragen te betrekken:
Welke mogelijkheden zijn er voor contact tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en wat is er voor nodig om dit contact op een veilige wijze te laten plaatsvinden?
Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders moet het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] worden geacht en op welke wijze dient deze verdeling te worden opgebouwd?
Het hof heeft de raad verder verzocht bij zijn onderzoek te betrekken dat de vader bij instandhouding van zijn veroordeling door de Hoge Raad gedurende langere tijd gedetineerd zal zijn.
2.3
De raad heeft in het opgemaakte rapport en ter zitting geadviseerd als zorgregeling vast te stellen dat de kinderen onder regie van de gezinsvoogd en in samenspraak met de ouders contact hebben met de vader. De raad acht het van belang dat er een vorm van contact blijft tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben behoefte aan contact met de vader. Het is in hun belang dat de gezinsvoogden met de ouders kijken hoe dit contact op een passende manier gecontinueerd kan worden, ook vanwege de komende detentieperiode van de vader, waarvan niet bekend is of en wanneer die zal ingaan.
De raad acht het verder van groot belang dat er binnen de ondertoezichtstelling meer zicht komt op de problematiek van de vader. Ondanks de diverse stappen die er zijn genomen is
het nog niet gelukt inzage te krijgen in de NIFP rapportage op basis waarvan wel de nodige strafvorderlijke beslissingen zijn genomen, onder meer tot hervatting van het contact. De raad acht het zeer noodzakelijk voor een goede inschatting van de veiligheid van de kinderen bij de vader dat er meer zicht komt op de problematiek van de vader.
2.4
De GI heeft ter zitting medegedeeld dat er op dit moment geen reden is de door het hof vastgestelde voorlopige zorgregeling, die een minimaal aantal contactmomenten inhoudt, stop te zetten. Er wordt op dit moment al een ruimere invulling gegeven aan deze regeling, nu de kinderen om het weekend van vrijdagmiddag tot en met zondagmiddag bij de vader zijn. De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat ook zij het belangrijk vindt dat de kinderen contact hebben met de vader en dat dit op een voor de kinderen veilige en verantwoorde manier plaatsvindt.
2.5
Het hof is van oordeel dat het het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is als de voorlopige zorgregeling die in de tussenbeschikking van 11 augustus 2020 is vastgesteld ook wordt vastgesteld als definitieve regeling. Op dit moment wordt al een ruimere invulling gegeven aan deze regeling, maar het hof acht het, gelet op het raadsrapport, waarin onder meer is opgenomen dat er voor de veiligheid van de kinderen nog meer zicht moet komen op de problematiek van de vader, en gelet op de komende detentieperiode van de vader, wenselijk dat de GI een rol blijft spelen bij de verdere invulling van de zorgregeling.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 maart 2020, en opnieuw beschikkende:
bepaalt als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat minimaal 1 uur per twee weken begeleid contact plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , waarbij de GI de exacte invulling bepaalt, zoals de locatie en wijze van begeleiding, en waarbij het de GI vrijstaat het contact uit te breiden indien zij hiervoor mogelijkheden ziet;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, M.H.F. van Vugt en R. Krijger, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 11 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.