In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een zorgregeling voor de minderjarige kinderen van de vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De vader, die niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling, heeft verzocht om een herziening van de zorg- en opvoedingstaken. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, is verweerster in deze zaak. De moeder van de kinderen is ook als belanghebbende aangemerkt.
Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 11 augustus 2020 en het rapport van de raad van 24 december 2020. In de tussenbeschikking werd een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij minimaal één uur per twee weken begeleid contact tussen de vader en de kinderen diende plaats te vinden. De GI is verantwoordelijk voor de invulling van deze regeling. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het contact tussen de vader en de kinderen te continueren, gezien de behoefte van de kinderen aan contact met hun vader.
Tijdens de zitting heeft de GI aangegeven dat er momenteel geen reden is om de voorlopige zorgregeling stop te zetten, en dat de kinderen al regelmatig contact hebben met de vader. De moeder heeft ook bevestigd dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen op een veilige manier contact hebben met hun vader. Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen en de zorgregeling definitief vast te stellen, waarbij de GI een rol blijft spelen in de verdere invulling van de zorgregeling, vooral gezien de aanstaande detentie van de vader.