ECLI:NL:GHARL:2021:4455
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van dadelijke uitvoerbaarheid van contact- en locatieverbod in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van een contact- en locatieverbod dat eerder was opgelegd door de rechtbank Noord-Nederland. Verzoeker, die in 2019 was veroordeeld voor mishandeling en het overtreden van een gedragsaanwijzing, had verzocht om de opheffing of schorsing van de maatregelen die hem beperkten in zijn vrijheid. Het hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 22 april 2021, waarbij de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, aanwezig waren.
De rechtbank had eerder een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij verzoeker geen contact mocht hebben met de aangeefster en zich niet in een straal van 40 meter rond haar woonadres mocht bevinden. Verzoeker stelde dat de maatregelen in strijd waren met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en dat hij tot het besef was gekomen dat hij niets meer met de aangeefster te maken wilde hebben. De advocaat-generaal was van mening dat er nog steeds voldoende ernstige bezwaren waren om de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen te rechtvaardigen, en dat de maatregelen niet disproportioneel waren.
Het hof oordeelde dat het verzoek moest worden afgewezen. Het hof vond dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen noodzakelijk was, gezien het gedrag van verzoeker ten opzichte van de aangeefster en de risico's die hij met zich meebracht. Het hof concludeerde dat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat verzoeker zich opnieuw belastend jegens de aangeefster zou gedragen, en dat de maatregelen dus gerechtvaardigd waren. De beslissing van het hof werd op 6 mei 2021 ter openbare zitting uitgesproken.