In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, de vader en de moeder, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het gezag van de moeder was beëindigd en de GI tot voogd was benoemd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De moeder had in het verleden te maken gehad met ernstige psychiatrische problematiek, wat leidde tot een onveilige en onstabiele thuissituatie voor de kinderen. De vader was niet in staat om de moeder te begrenzen en de kinderen te beschermen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig werden bedreigd door de complexe verhoudingen binnen het gezin en de opvoedingsstijl van de moeder. Echter, na verloop van tijd leek de situatie te verbeteren, en de moeder was weer thuis na haar opname. Het hof concludeerde dat niet aan de gronden voor beëindiging van het gezag was voldaan, maar dat er wel een ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige2] was. Daarom heeft het hof besloten om [de minderjarige2] onder toezicht te stellen van de GI en haar uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin toe te staan. De verzoeken van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder zijn afgewezen, en de beschikking van de rechtbank is vernietigd.