ECLI:NL:GHARL:2021:4288

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
200.275.205
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van betalingsrechten en fosfaatrechten in geliberaliseerde pachtovereenkomsten

In deze zaak gaat het om de vraag of pachters betalingsrechten en fosfaatrechten aan de verpachter moeten overdragen op basis van geliberaliseerde pachtovereenkomsten van drie jaar. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat dit niet het geval is. De pachters hebben gedurende twee jaar betalingsrechten op basis van een kort gedingvonnis aan de verpachter overgedragen, wat hen schade heeft berokkend. Deze schade moet na het tussenarrest nog worden vastgesteld. De procedure is gestart bij prorogatie, waarbij het hof als eerste rechter optreedt. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 is besproken dat de verpachter nog stukken mocht overleggen over andere pachters. De verpachter heeft vorderingen ingediend voor de afgifte van betalingsrechten en fosfaatrechten, maar het hof oordeelt dat de verpachter niet kan aantonen dat de pachters verplicht waren deze rechten over te dragen. De bepaling in artikel 19 van de pachtovereenkomsten, die stelt dat rechten die tijdens de overeenkomst ontstaan aan de verpachter toekomen, is onvoldoende om de pachters te verplichten tot overdracht. Het hof wijst de vordering van de verpachter af en geeft de pachters de gelegenheid om hun schade te begroten in een vervolgprocedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.205
arrest van de pachtkamer van 4 mei 2021
in de zaak van
[verpachter],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: [verpachter] ,
advocaat: mr. A.C. Teeuw,
tegen:

1.[pachter 1] ,2. [pachter 2] ,3. [pachter 3]

allen wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen [pachter 1] , [pachter 2] en [pachter 3] en gezamenlijk [pachter.] c.s.,
advocaat: mr. M.J.G. Peters.

1.Kern van de zaak en de beslissing

1.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [pachter.] c.s. als pachters betalingsrechten en fosfaatrechten aan [verpachter] , de verpachter, moeten overdragen op grond van de tussen hen gesloten geliberaliseerde pachtovereenkomsten van drie jaar. Het hof vindt van niet. Omdat de pachters twee jaar lang de betalingsrechten op grond van een kort gedingvonnis aan [verpachter] hebben overgedragen, hebben zij schade geleden. Die schade moet na dit tussenarrest nog worden vastgesteld. Hierna legt het hof zijn oordeel uit. Eerst vermeldt het hof nog wat er in de procedure in hoger beroep is gebeurd.

2.Het procesverloop tot nu toe

2.1
Partijen voeren deze procedure bij prorogatie. Dat betekent dat het hof als eerste rechter optreedt. Het hof heeft op 22 september 2020 een tussenarrest gewezen. Daarin heeft het hof het procesverloop tot dan toe beschreven en een zitting aangekondigd.
2.2
Op 18 februari 2021 heeft de zitting plaatsgevonden waarvan een verslag is opgemaakt. Aan het eind van de zitting heeft het hof bepaald dat [verpachter] nog stukken mocht overleggen over maximaal drie andere pachters. [verpachter] heeft op 9 maart 2021 de producties 9 – 11 overgelegd. [pachter.] c.s. heeft daar op 23 maart 2021 op gereageerd.

3.De beoordeling van het hoger beroep

3.1
[verpachter] heeft aan [pachter 3] & [pachter 2] bij geliberaliseerde pachtovereenkomst percelen bouwland verpacht met een gezamenlijke grootte van 12.15.17 ha voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Aan [pachter 1] heeft zij voor dezelfde periode bij geliberaliseerde pachtovereenkomst percelen bouwland verpacht met een gezamenlijke grootte van 3.97.95 ha. De overeenkomsten zijn goedgekeurd door de Grondkamer.
3.2
In beide overeenkomsten is bepaald:
Artikel 18 - Productie rechtenEr gaan met deze pachtovereenkomst geen productierechten van verpachter en pachter mee over.Artikel 19 - ToeslagrechtenEr gaan met deze pachtovereenkomst geen toeslagrechten over van verpachter naar pachter.Mochten er tijdens de duur van deze overeenkomst rechten, in welke vorm dan ook, ontstaan welke samenhangen met het gebruik van het gepachte uit deze overeenkomst dan zullen deze rechten, hoe ook genaamd, aan het eind van de overeenkomst aan verpachter toekomen.”[dikgedrukt door hof].
3.3
In de jaren vóór 2014 hadden partijen ook geliberaliseerde pachtovereenkomsten gesloten en daarin ontbrak de tweede volzin van artikel 19, hiervoor dikgedrukt.
3.4
[pachter.] c.s. heeft betalingsrechten aangevraagd en toegekend gekregen op de gepachte percelen. In december 2016 is namens [verpachter] aan [pachter.] c.s. medegedeeld dat de geliberaliseerde overeenkomsten niet zouden worden verlengd en is verzocht om overdracht van de betalingsrechten. Daaraan heeft [pachter.] c.s. niet meegewerkt. Vervolgens heeft [verpachter] in kort geding levering en tenaamstelling van betalingsrechten gevorderd. Die vordering is bij vonnis van 2 mei 2017 toegewezen en [pachter.] c.s. hebben de betalingsrechten overgeschreven. In het hoger beroep van het kort geding heeft dit hof op 27 november 2018 de vordering alsnog afgewezen. [verpachter] heeft de betalingsrechten teruggeleverd. Per saldo zijn de betalingsrechten van [pachter.] c.s. over de jaren 2017 en 2018 afgestaan aan [verpachter] .
3.5
In deze bodemzaak vordert [verpachter] afgifte van betalingsrechten en fosfaatrechten op grond van artikel 19, tweede volzin, van de pachtovereenkomsten en verder nog schadevergoeding die in een volgende procedure zal moeten worden begroot. [pachter.] c.s. heeft een tegenvordering ingediend. Hij vordert schadevergoeding over de periode dat hij niet over de betalingsrechten heeft kunnen beschikken.
3.6
De (juridische) standpunten van partijen worden grotendeels bepaald door de betekenis die zij geven aan artikel 19, tweede volzin, van de pachtovereenkomsten. Wat de betekenis van dat artikel is, hangt af van wat partijen tegen elkaar hebben gezegd en hoe zij zich hebben gedragen en wat zij daaruit redelijkerwijs mochten afleiden. Bij het achterhalen van de betekenis is de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan en of partijen daarbij werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden en de overige bepalingen van de pachtovereenkomsten van belang en verder nog de overige feiten en omstandigheden.
3.7
Het hof betrekt op basis hiervan de volgende aspecten bij de uitleg van artikel 19, tweede volzin. [verpachter] laat haar percelen beheren door [agrarisch adviseur/rentmeester] , agrarisch adviseur/rentmeester. Vanwege de mogelijke wijziging van de toeslagrechten, heeft [agrarisch adviseur/rentmeester] [verpachter] ter wille willen zijn en een voorziening willen opnemen in de pachtovereenkomsten. Hij heeft daartoe de tweede zin van artikel 19 geformuleerd om op te nemen in pachtovereenkomsten. Het doel van die toevoeging was om bij wijziging van het stelsel van de toeslagrechten, de vervangende rechten die een pachter eventueel zou verwerven en waarbij de gepachte percelen zouden ‘meetellen’, die rechten van de verpachter te laten zijn. De formulering is met opzet ruim gemaakt omdat nog niet duidelijk was hoe de opvolger van de toeslagrechten eruit zou zien. In deze procedure schaart [verpachter] ook de fosfaatrechten onder de tweede zin van artikel 19.
3.8
Toeslagrechten en betalingsrechten betreffen inkomenssteun voor actieve agrariërs. Jaarlijks kan de agrariër betalingsrechten aanvragen op de percelen die hij op dat moment in gebruik heeft (de subsidiabele hectares). De verzilvering (uitbetaling) van die rechten hangt af van het aantal toeslagrechten/betalingsrechten die de agrariër tot zijn beschikking heeft. Bij de overgang van de toeslagrechten naar de betalingsrechten werd de hoogte van de uitbetaling mede beïnvloed door de aard van de agrarische onderneming. Zo hadden [pachter 2] & [pachter 3] ‘hoge’ betalingsrechten vanwege hun melkveebedrijf.
3.9
De vaste rechtspraak van dit hof is dat een pachter niet gehouden is toeslagrechten - begrepen als de voortzetting van een stelsel van rechtstreekse inkomenssteun - aan de verpachter over te dragen. Betalingsrechten zijn in de plaats gekomen van toeslagrechten en komen wat karakter betreft daarmee overeen. Met dit karakter strookt het niet om (een deel dan wel het geheel van) de waarde/uitbetaling van deze toeslagrechten/betalingsrechten aan de verpachter toe te kennen.
3.1
Belangrijk is verder de omstandigheid dat partijen eerder met elkaar hebben gecontracteerd. Steeds is daarin opgenomen dat de verpachter geen productierechten of toeslagrechten ter beschikking stelt aan de pachter, met andere woorden, dat de pachter daar zelf voor moet zorgen. De plicht van de pachter om rechten aan de verpachter over te dragen die tijdens de loop van de overeenkomst zouden kunnen gaan samenhangen met het gepachte, is verder in de eerdere overeenkomsten niet opgenomen. Die plicht is nadelig voor pachters.
3.11
Vanwege de ruime formulering van het beding, de strekking ervan, de voorgeschiedenis tussen partijen en de hiervoor vermelde achtergrond van de betalingsrechten is het hof van oordeel dat [verpachter] , die zich door deskundigen liet bijstaan, verplicht was vóór het sluiten van de nieuwe geliberaliseerde pachtovereenkomsten met [pachter.] c.s. uitdrukkelijk en duidelijk kenbaar overeen te komen dat zij aanspraak maakte op de opvolger van de toeslagrechten en eventuele andere rechten die zouden ontstaan en samenhingen met het gepachte tijdens de loop van de overeenkomst. Dat artikel 19 is genaamd “toeslagrechten” is hiertoe onvoldoende. Het hof verwerpt in dit licht het betoog van [verpachter] dat de handtekening van [pachter.] c.s. onder de pachtovereenkomsten alleen al voldoende is om de plicht tot overdracht van betalingsrechten aan te nemen. Ook is niet voldoende dat andere pachters bereid zijn geweest betalingsrechten over te dragen, zoals [verpachter] aanvoert. [pachter.] c.s. is bij de totstandkoming van die overeenkomsten immers niet betrokken geweest. [verpachter] heeft na de zitting één pachtovereenkomst overgelegd met een andere pachter waarin artikel 19, tweede volzin ook is opgenomen. Deze pachtovereenkomst dateert van 1 november 2014, 1 jaar later, en betreft de pacht van 1,5 ha voor één jaar. Deze pachter heeft blijkbaar rechten overgedragen. Dit leidt het hof af van een melding overdracht van 1,5 betalingsrecht. [verpachter] heeft nog andere melding overdracht van betalingsrechten overgelegd. Het tijdstip van totstandkoming en de omvang van het verpachte verschillen met de pachtovereenkomsten in deze zaak. Of aan die pachter wel of niet uitdrukkelijk artikel 19, tweede volzin, kenbaar is gemaakt en is overeengekomen blijkt niet uit de stukken. De context en achtergrond van de bereidheid om in 2018 betalingsrechten over te schrijven van deze pachter en de anderen die dat hebben gedaan aan [verpachter] , zijn het hof niet bekend geworden.
3.12
[verpachter] draagt de stelplicht en, bij betwisting, de bewijslast van haar stelling dat artikel 19, tweede volzin, vooraf uitdrukkelijk met [pachter 2] & [pachter 3] en [pachter 1] is besproken en met hen is overeengekomen, zodat zij bij het aangaan van de pachtovereenkomst wisten dat zij inkomenssteun die tijdens de loop van de overeenkomst zou ontstaan, zou moeten afstaan aan [verpachter] .
3.13
[verpachter] heeft een schriftelijke verklaring van 9 augustus 2019 in het geding gebracht van [X] . Deze werkt als zelfstandige voor het kantoor van [agrarisch adviseur/rentmeester] en is zelf ook agrarisch adviseur/rentmeester. [X] heeft de totstandkoming van de pachtovereenkomsten met [pachter.] c.s. zelfstandig verzorgd. In de schriftelijke verklaring van [X] staat het volgende:
“Ik ben persoonlijk bij pachters langs geweest met de pachtovereenkomsten, Wij hebben de hele pachtovereenkomst besproken inclusief art. 19. Bij de ondertekening van de overeenkomsten heb ik nogmaals vragen m.b.t. art. 19 beantwoord. Zij begrepen terdege dat de bepaling in verband met toekomstige regelgeving zo was opgesteld en geformuleerd. Daarna hebben zij weloverwogen hun handtekening gezet. Er was alle ruimte om vragen te stellen of opmerkingen te maken.”
3.14
[pachter 2] & [pachter 3] en [pachter 1] hebben daartegen aangevoerd dat voorafgaand aan de ondertekening van de pachtovereenkomst geen uitleg is gegeven over artikel 19, er geen concepten zijn uitgewisseld of besproken, maar dat [X] op enig moment zonder vooraankondiging is langsgekomen en de pachtovereenkomsten meteen heeft laten ondertekenen. Zij hebben daarover tijdens het kort geding verklaard [1] :
“ [pachter 3] :
De heer [X] kwam bij ons aan met een verlengd contract. Artikel 19 is niet besproken.
Wij hebben wel eens gehoord dat we de toeslagrechten opnieuw moesten aanvragen, maar de
wijze van uitbetaling bleef hetzelfde. Voor ons veranderde er niet zoveel, het was niet zo
schokkend. (…).
[pachter 1] :
Ik had een overeenkomst van één jaar. Er zijn percelen gewisseld en verruild, De heer
[X] moest een handtekening hebben, maar ik had geen tijd. Ik heb gevraagd of het een
andere keer kon, maar dat kon niet. Het moest nu. Ik heb specifiek gevraagd of er iets
veranderd was in de overeenkomst. De heer [X] zei: “Nee, je hebt nu een overeenkomst voor één jaar, maar je kunt een overeenkomst van drie jaar krijgen.
.
Tijdens de zitting van 18 februari 2021 hebben [pachter 1] en [pachter 3] verklaard dat zij daar nog steeds achter staan en onder ede niets anders zouden verklaren.
3.15
De verklaring van [X] is dus gemotiveerd weersproken. Verder begrijpt het hof uit die verklaring dat [X] (een of tweemaal?) langs is geweest bij [pachter.] c.s. en dat daarbij is gesproken over artikel 19. Wat er precies is besproken en welke vragen zijn beantwoord, staat niet in de verklaring. Deze verklaring strookt echter niet met de verklaringen die namens [verpachter] zijn afgelegd op de zittingen. [agrarisch adviseur/rentmeester] is zowel op de zitting op 10 oktober 2018 in de kort geding zaak aanwezig geweest als op de zitting van 18 februari 2021.
3.16
Tijdens de zitting in kort geding heeft [agrarisch adviseur/rentmeester] verklaard:
“De heer [X] heeft de overeenkomst met deze partijen gesloten, maar ik heb navraag bij hem gedaan. Hij heeft mij verteld dat alles voor partijen duidelijk was en dat zij akkoord gingen met het feit dat de rechten die zouden ontstaan bij de grond zouden blijven. (…) Wij sturen altijd[per e-mail, toevoeging hof]
een concept van de overeenkomst voorafgaand aan het gesprek”.
3.17
Mr. Teeuw heeft op de zitting van 18 februari 2021 verklaard:
“De overeenkomst is vooraf door [X] in de brievenbus bij pachters gedaan. Nadien is hij bij [pachter.] c.s. langs gegaan om die overeenkomst te bespreken.”[agrarisch adviseur/rentmeester] heeft daarop verklaard hoe het zat:
“Op enig moment zijn we de pachtovereenkomsten gaan e-mailen. We zitten nu zoveel tijd later op zitting en dan ga je je afvragen of de overeenkomst destijds per post of per mail is opgestuurd. Ik heb het bij [X] uitdrukkelijk nagevraagd en hij zei eerst ook dat het aan pachters is gemaild. (…) Wij hebben bij ons de mailbox op z’n kop gezet om te kijken of de overeenkomst per mail is verstuurd, maar er kwam geen verzonden pachtovereenkomst uit die mailbox in de betreffende periode. Ik heb dat [X] ook aangegeven en het schoot hem toen ineens te binnen hoe het was gegaan. [X] woonde in de buurt van pachters, dus hij zei dat hij de conceptovereenkomsten in de brievenbus zou doen, want hij kwam er toch langs. Pachters kunnen er zo kennis van nemen en als ze opmerkingen hebben, dan horen we dat. De gewijzigde afspraken schrijven we er vaak op en die stoppen we bij alle andere stukken in het pachtdossier. Normaal gesproken gaat er een begeleidend schrijven bij de conceptovereenkomst als we die per post sturen. In dit dossier is die niet teruggevonden in de administratie. Dat komt omdat [X] de concepten zelf in de brievenbus heeft gedaan. (…) . [X] en ik hebben daar toen goed over gesproken bij ons op kantoor en hij gaf aan dat hij het goed met partijen had besproken. Hij had het telefonisch doorgenomen. Volgens hem hadden ze er geen opmerkingen bij of over. (…) Er is telefonisch doorgegeven dat de nieuwe pachtovereenkomst een iets andere insteek zou hebben in verband met de wijzigingen die eraan zaten te komen. Volgens [X] is art. 19 toen medegedeeld.”
3.18
[verpachter] wil graag nader bewijs leveren dat [X] met [pachter.] c.s. uitdrukkelijk heeft besproken dat de opvolger van de toeslagrechten aan [verpachter] toekwam. Wil een partij tot bewijs worden toegelaten, dan moet zij eerst duidelijke feiten stellen die zich voor bewijs lenen. In dit geval zijn, zo blijkt uit voorgaande, door [verpachter] verschillende scenario’s verteld over wat, hoe en wanneer met pachters (over) de wijziging in de overeenkomst is besproken: per mail, telefonisch, een of twee keer een bezoek, een concept in de brievenbus (zonder begeleidend schrijven). Van geen van de scenario’s is blijkbaar een spoor teruggevonden in de administratie van [agrarisch adviseur/rentmeester] . Bovendien heeft [pachter.] c.s. de scenario’s gemotiveerd bestreden. De stellingen van [verpachter] over de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging en de wijze van totstandkoming van de pachtovereenkomsten, zijn onduidelijk, niet consequent en (deels) tegenstrijdig. Dit brengt met zich dat er geen concrete feiten zijn die zich voor bewijs lenen en het hof aan bewijslevering niet toekomt.
3.19
Op grond hiervan moet het ervoor worden gehouden dat [verpachter] de tweede zin van artikel 19 niet aan [pachter.] c.s. kan tegenwerpen. De vordering in conventie moet daarom worden afgewezen. Daarbij komt dat de overdracht van fosfaatrechten (ook) op andere gronden niet toewijsbaar is. Die waren immers nog niet toegekend voor het einde van de pachtovereenkomst in december 2016, zodat ze ook niet aan het eind van de overeenkomst aan [verpachter] konden toekomen, wat artikel 19, tweede volzin vereist.
3.2
Dan komt het hof toe aan de vordering van [pachter.] c.s. Hij wil de schade vergoed zien die hij heeft geleden doordat hij niet heeft kunnen beschikken over zijn betalingsrechten in 2017 en 2018. Tijdens de zitting is besproken dat de gevorderde schadevergoeding van [pachter.] c.s. gebaseerd is op een abstracte schadebegroting, terwijl het mogelijk is om de schade concreet te bepalen. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om bij deze schade desondanks een abstracte schadebenadering toe te staan. Met partijen is afgesproken dat zij na dit tussenarrest verder bij akte debatteren over de hoogte van de door [pachter.] c.s. geleden schade. Daar toe zal het hof nu gelegenheid geven.
Slotsom
3.21
Het hof zal de vordering van [verpachter] bij eindarrest afwijzen. Wat de vordering van [pachter.] c.s. betreft, zullen partijen bij akte hun debat voortzetten.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 25 mei 2021 voor akte uitlating schadebegroting van [pachter.] c.s. waarop [verpachter] bij akte mag reageren;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, L.R. van Harinxma thoe Slooten en
W.F. Boele, en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en ir. J.H. Jurrius, ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 mei 2021.

Voetnoten

1.[pachter.] c.s. heeft het proces-verbaal van de zitting in kort geding bij dit hof als productie overgelegd in deze procedure