ECLI:NL:GHARL:2021:4252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
21-001956-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, die is ingesteld naar aanleiding van een strafzaak tegen de betrokkene. Tijdens de zitting op 21 april 2021 heeft het hof het onderzoek gevoerd, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk voordeel op € 11.250,90 schatte en een betalingsverplichting aan de staat voor hetzelfde bedrag eiste.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat de betrokkene bij een eerder arrest van 4 mei 2021 (parketnummer 21-001957-18) was vrijgesproken van het tenlastegelegde. Gezien deze vrijspraak heeft het hof geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing van het hof is op 4 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001956-18
Uitspraak d.d.: 4 mei 2021
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 3 april 2018 met parketnummer 16-233668-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat op
€ 11.250,90 en oplegging van een betalingsverplichting aan de staat voor hetzelfde bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsvrouw,
mr. C.D.W. Herrings, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 4 mei 2021 (parketnummer 21-001957-18) vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 4 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.