ECLI:NL:GHARL:2021:4249
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. Het betreft een ontnemingszaak waarbij het openbaar ministerie een vordering had ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1978, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 3 april 2018. Tijdens de zitting op 21 april 2021 heeft het hof het onderzoek voortgezet en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk voordeel op € 11.250,90 schatte.
Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in een eerder arrest op dezelfde dag vrijgesproken was van het tenlastegelegde. Gezien deze vrijspraak heeft het hof geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht, waarbij het de vordering van het openbaar ministerie afwijst.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren betrokken waren. De beslissing is op 4 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.