ECLI:NL:GHARL:2021:4190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
21-006942-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt, diefstal van elektriciteit en overtredingen van de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 december 2018. De verdachte, geboren in 1960, werd eerder veroordeeld voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en overtredingen van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een taakstraf van 120 uren opgelegd, in plaats van de eerder opgelegde taakstraf van 180 uren, vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had in een professioneel ingerichte kwekerij 517 hennepplanten en had illegaal elektriciteit afgenomen. Daarnaast had hij wapens van categorie III en I in zijn bezit. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en verwierp het verweer van de raadsman dat er sprake was van een vormverzuim. De verdachte werd schuldig bevonden aan de feiten en de straf werd gematigd vanwege de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006942-18
Uitspraak d.d.: 3 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 december 2018 met parketnummer 18-950079-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de eerste rechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Cantarella, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 december 2018 ter zake van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde (te weten: diefstal, hennepteelt en overtredingen van de Wet wapens en munitie) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank de in beslaggenomen voorwerpen met de nummers 107 tot en met 110 onttrokken aan het verkeer en de teruggave aan verdachte van de voorwerpen met de nummers 87 tot en met 90, 95 tot en met 106, 111 tot en met 113, 115 tot en met 117 (tegen zekerheidsstelling) en 120 gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 9 november 2016, te [plaats ] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden en/of een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [naam1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [plaats ] , (althans) in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [woonadres] , een hoeveelheid van (ongeveer) 517, althans 450, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te [plaats ] , (althans) in de gemeente [gemeente] , een of meer wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool en/of een gasrevolver, en/of munitie van categorie III, te weten (groot) een aantal knalpatronen en/of pepperpatronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te [plaats ] , (althans) in de gemeente [gemeente] , een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Geen vormverzuim ex art. 359a Sv
De raadsman heeft primair gepleit voor algehele vrijspraak. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat door te handelen zoals in het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 9 november 2016 beschreven een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, namelijk artikel 9 Opiumwet. De raadsman is van mening dat ten onrechte een inval is gedaan in de woning van verdachte te [plaats ] , omdat er geen redelijk vermoeden was dat er in de woning van verdachte een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Nu dit verzuim in het voorbereidend onderzoek niet kan worden hersteld, komt de raadsman tot het oordeel dat de resultaten van de (onrechtmatige) inval ex artikel 359a Sv niet mogen bijdragen aan het bewijs. Het overige bewijsmateriaal is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de vier feiten te komen. Temeer daar uitsluitend de eigen verklaring van verdachte niet kan leiden tot wettig en overtuigend bewijs van hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende aanwijzingen waren om een doorzoeking te rechtvaardigen. Er is geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat evenmin aanleiding bestaat om over te gaan tot bewijsuitsluiting.
Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Ingevolge artikel 9 Opiumwet hebben opsporingsambtenaren toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
Uit de inhoud van het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 9 november 2016 volgt - onder meer -:
Op 4 en 5 januari 2016 was op het adres de [adres1] te [plaats1] op het besneeuwde dak een vlak te zien welke niet besneeuwd was, hetgeen wees op een warmtebron onder het onbesneeuwde gedeelte van het dak. Uit de gemeentelijke basisadministratie bleek dat er niemand ingeschreven stond op het adres [adres1] te [plaats1] . Uit opgevraagde gegevens bij het kadaster bleek dat de woning is aangekocht door [naam2] , de zoon van verdachte. [naam2] stond zelf ingeschreven aan de [adres2] te [plaats2] . Dit betrof een huurwoning.
Uit de politiesystemen bleek verder dat op 11 oktober 2013 een in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen aan de [adres1] te [plaats1] .
[naam2] verhuurde op dat moment zijn woning.
Op 18 mei 2016 werd vervolgens een onderzoek ingesteld rondom de woning aan de [adres1] . Het erf van de boerderij was afgesloten middels een hek. Langs dit hek werden perlietkorrels en hennepresten aangetroffen. Ook werd er een zoemend geluid waargenomen aan de achterzijde van het terrein. Op het terrein stond een witte bestelbus van het merk Renault Master voorzien van het kenteken [kenteken1] op naam van [verdachte] , verdachte.
Op 3 mei 2014 werd via Meld misdaad anoniem een melding ontvangen over een mogelijk XTC/GHB laboratorium aan de [adres3] te [plaats3] . Verdachte stond geregistreerd als eigenaar van de woning aan de [adres3] te [plaats3] .
Bij dit adres is - onder meer - een personenauto gezien van het merk Volkswagen met het kenteken [kenteken2] . Voornoemd kenteken stond op naam van [verdachte] , verdachte, ingeschreven op het adres [woonadres] te [plaats ] .
Na onderzoek op google bleek dat de woning van verdachte aan de [woonadres] te [plaats ] , net als de woning aan de [adres1] , volledig afgelegen lag in een buitengebied. De ervaring leert dat zulke woningen vaak gebruikt worden en uitermate geschikt zijn om in de anonimiteit hennep te telen. Hierop is er tweemaal een netmeting gedaan op de [woonadres] te [plaats ] . Dit was in de periode van 5 juli 2016 tot en met 12 juli 2016 en in de periode van 24 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2016. Beide metingen gaven een cyclus weer van 12 uren met een inschakeltijd van 18:00 uur. Dit komt overeen met een kweekcyclus.
In verband met het vorenstaande achtte verbalisant het in het belang van het opsporingsonderzoek noodzakelijk dat ter verkrijgen van de nodige bewijslast tegen verdachte een doorzoeking wordt verricht in - onder meer - het pand aan de [woonadres] te [plaats ] .
Daarnaast acht het hof het nog van belang dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2016 volgt dat er op die dag thermische opnames zijn gemaakt van de [woonadres] , waarbij onder andere is geconstateerd dat er zichtbaar meer warmte-uitstoot zichtbaar is vanuit de schuur.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, voldoende grond vormden voor een redelijk vermoeden dat in de woning van verdachte te [plaats ] een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Het hof is van oordeel dat de politie rechtmatig heeft gehandeld en ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat evenmin aanleiding bestaat over te gaan tot bewijsuitsluiting.
Het verweer wordt verworpen.
Periode
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er een partiele vrijspraak moet volgen ten aanzien van de periode van 1 juni tot begin juli 2016.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [plaats ] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan het bedrijf [naam1] B.V.
2.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 november 2016, te [plaats ] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [woonadres] , een hoeveelheid van (ongeveer) 517 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 16 november 2016 te [plaats ] , in de gemeente [gemeente] , wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool en een gasrevolver, en munitie van categorie III, te weten een aantal knalpatronen en pepperpatronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 16 november 2016 te [plaats ] , in de gemeente [gemeente] , een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt. In de schuur bij de woning van verdachte stonden in een professioneel ingerichte kwekerij 517 hennepplanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep een stof is die, eenmaal in het verkeer gebracht, schadelijk kan zijn en risico's meebrengt voor de gezondheid van gebruikers en mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving veroorzaakt. Door zijn handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen meegewerkt aan de bevordering en instandhouding van het illegale circuit betreffende de productie, handel en het gebruik van softdrugs, door welk circuit ook andere vormen van criminaliteit in de hand worden gewerkt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit door de voor de hennepteelt benodigde stroom op illegale wijze af te nemen. Naast schade en overlast voor de stroomleverancier kan dit brand- en elektrocutiegevaar met zich meebrengen.
Verder heeft verdachte gehandeld in strijd met de Wet wapens en munitie door in zijn woning een semi-automatisch pistool en een gasrevolver en de daarbij behorende munitie, alsook een ploertendoder, voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit van wapens verhoogt het risico op (levensbedreigende) geweldsdelicten.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 12 maart 2021 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit het reclasseringsrapport van 13 november 2018, het dossier en het verhandelde ter zitting.
De landelijk geldende oriëntatiepunten van het LOVS geven voor het kweken van 500 tot 1000 hennepplanten als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de diefstal van elektriciteit.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden in beginsel passend en geboden.
Het hof constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Het vonnis is op 6 december 2018 – twee jaren en drie weken na het eerste verhoor van verdachte in deze zaak – gewezen. Vervolgens heeft de appelfase na het instellen van hoger beroep op 17 december 2018 eveneens te lang – ruim twee jaren en vier maanden – geduurd. Dit brengt mee dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg en in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Deze overschrijdingen leiden er toe dat de op te leggen taakstraf van 180 uren wordt gematigd tot een taakstraf van 120 uren.

Beslag

Onttrekking aan het verkeer
Het onder 3 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan verdachte
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 87 tot en met 90, de nummers 95 tot en met 106, de nummers 111 tot en met 113 en nummer 120 op de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de teruggave aan verdachte gelasten, voor zover nog niet teruggegeven. Daarnaast zal het hof de teruggave tegen zekerheidsstelling gelasten van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 115 tot en met 117 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, indien en voor zover dit nog niet is gebeurd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen genoemd onder nummers 107 tot en met 110 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, zijnde:
107. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART
WALTHER P99 VUURWAPEN [nummer1]
2 DS (10 CARTIDGES PEPPER/S 0 PATRONEN 9MM KNALL)
108. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART
COLT DETECTIVE VUURWAPEN
ALARMREVOLVER
109. 50.00 STK Munitie RUAG 9MM R KNALL
110. 1.00 STK Wapen Kl:ZWART WALTHER SLAGWAPEN
BETREFT EEN PLOERTENDODER .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen genoemd onder de nummers 87 tot en met 90, de nummers 95 tot en met 106, de nummers 111 tot en met 113 en nummer 120 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018, voor zover nog niet teruggegeven, zijnde:
87. 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001
88. 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001
89 1.00 STK Sieraad
B.01.05.001 BIJOUTERIEDOOS
90. 1.00 STK Sieraad Kl:GOUD RING
B.01.05.001 (HEREN RING GOUD MET PLATTE BOVEN KANT, ZIVEREN INZ
95. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:ZWART
APPLE IPHONE
96. 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA XPRESS MUSIC
97. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:WIT
BLACKBERRY CURVE (IN ZWART HOESJE MET LADER)
98. 1.00 STK Telefoontoestel
SAMSUNG IN ROOD FLAPHOESJE
99. 1.00 STK Telefoontoestel
APPLE IPHONE IN ZWART FLAPHOESJE MET OPLADER
100. 1.00 STK Videocamera Kl:WIT
PROLINE COMWON
101. 2.00 STK Computer
ROUTER
102. 1.00 STK Computer
ACER
103. 1.00 STK Computer
ACER ASPIRE NOTEBOOK
104. 1.00 STK Computer
APPLE PERSONAL
105. 1.00 STK Computer
APPLE 1 PAD TABLET IPAD MET LADER
106. 1.00 STK Navigator
TOM TOM NAVIGATIESYSTEEM/ COMPUTER
111. 1.00 STK Document
B.01.07.001
112. 1.00 STK Document
B. 03.01.001
113. 1.00 STK Document
B 03.02.001
EN ENVELOPPPEN MET AANTEKENINGEN
120. 1.00 STK Koffer
G813639
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen genoemd onder de nummers 115 tot en met 117 van de beslaglijst d.d. 24 oktober 2018 tegen zekerheidsstelling, voor zover nog niet teruggegeven, zijnde:
115. 1.00 STK Armband
PERQUINET acier3l58 [nummer2]
117. 1.00 STK Horlogeband
PEQUINET EP [nummer3]
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 3 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.