ECLI:NL:GHARL:2021:4148

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
21-004938-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren met gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig in [woonplaats], was aangeklaagd voor het opzettelijk niet correct melden van gegevens in het kader van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van februari 2017 tot en met december 2017 in de gemeente [gemeente] onjuiste gegevens heeft gemeld over de aanvoer en afvoer van schapen op het unieke bedrijfsnummer van [naam2]. Deze handelingen zijn in strijd met de wet en hebben geleid tot een veroordeling.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het eerdere vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 weken en een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis, toegewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren, wat een inbreuk op het systeem van dierenregistratie in de agrarische sector met zich meebracht. Bovendien heeft de verdachte geprobeerd om een getuige te omkopen door zwijggeld te betalen, wat het hof als zeer kwalijk heeft beoordeeld.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft de straffen als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de draagkracht van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het belang van de handhaving van de wet en ter bescherming van de agrarische sector.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004938-19
Uitspraak d.d.: 30 april 2021
VERSTEK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 september 2019 met parketnummer 84-159629-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling ter zake van het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en een geldboete van € 10.000,=, subsidiair 85 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd:
dat verdachte in of omstreeks de periode van februari 2017 tot en met december 2017, althans in 2017, in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam1] , althans alleen, als degene die ingevolge de “Regeling identificatie en registratie van dieren” gegevens moet melden, bijhouden of vermelden op daartoe bestemde bescheiden, dit opzettelijk niet volledig, juist en naar waarheid heeft gedaan, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes medeverdachte, althans verdachte, toen onjuist en/of niet naar waarheid op het UBN (uniek bedrijfsnummer) [nummer] van [naam2] , [adres] te [plaats] , de aanvoer van 641 schapen, althans een (groot) aantal schapen en/of de afvoer van 628 schapen, althans een (groot) aantal schapen heeft gemeld aan het I&R systeem, terwijl de aanvoer van die schapen naar die [naam2] en/of de afvoer van die schapen van die [naam2] niet heeft plaatsgevonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat verdachte in de periode van februari 2017 tot en met december 2017 in de gemeente [gemeente] , als degene die ingevolge de “Regeling identificatie en registratie van dieren” gegevens moet melden, bijhouden of vermelden op daartoe bestemde bescheiden, dit opzettelijk niet volledig, juist en naar waarheid heeft gedaan, hierin bestaande dat verdachte toen onjuist en niet naar waarheid op het UBN (uniek bedrijfsnummer) [nummer] van
[naam2] , [adres] te [plaats] , de aanvoer van 641 schapen en de afvoer van 628 schapen heeft gemeld aan het I&R systeem, terwijl de aanvoer van die schapen naar die [naam2] en de afvoer van die schapen van die [naam2] niet heeft plaatsgevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Hij heeft in een periode van bijna 11 maanden de aanvoer van in totaal 641 schapen en de afvoer van in totaal 628 schapen telkens op het
unieke UBN-nummer van [naam2] , een hobby-schapenhouder van toentertijd 76 jaar oud en voor wie verdachte, als veehandelaar, gemachtigd was, gemeld aan het I&R systeem, terwijl deze [naam2] genoemde schapen nimmer heeft gehad. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het stelsel waarmee dieren in de agrarische sector kunnen worden getraceerd, zulks in het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten. Bovendien heeft hij door zijn handelen misbruik gemaakt van de machtiging tot melding in het I&R systeem die [naam2] hem in goed vertrouwen had gegeven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat verdachte, nadat een en ander “boven water” was gekomen, een enveloppe met daarin een bedrag van in totaal
€ 4000,- als “zwijggeld” met een begeleidend schrijven heeft doen bezorgen bij [naam2] voornoemd. Als afzender had verdachte onder dat begeleidend schrijven niet zijn eigen naam, maar de naam van [naam3] , een onschuldige andere veehandelaar, vermeld. Die € 4.000,- was afkomstig van het bedrag van € 5.000,-, dat [naam3] aan verdachte had betaald. Verdachte had [naam3] gechanteerd door te dreigen hem de schuld in de schoenen te schuiven. Nadat verdachte een bedrag van € 5.000,= van
[naam3] had ontvangen, heeft hij daarvan € 4.000,- aan zwijggeld aan [naam2] voornoemd doen toekomen en € 1.000,= zelf gehouden. Het hof acht dit handelen van verdachte uitermate kwalijk en verwerpelijk. Door zo te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven menselijke en maatschappelijke waarden en normen naast zich neer te leggen en enkel en alleen te handelen vanuit het oogpunt van financieel gewin.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geheel onvoorwaardelijke straffen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis, niet alleen passend, maar ook geboden.
Deze straffen waren ook opgelegd door de economische politierechter met dit verschil, dat de economische politierechter de geldboete geheel voorwaardelijk had opgelegd. Het hof acht deze voorwaardelijk opgelegde geldboete in volstrekt onvoldoende mate recht doen aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en in het bijzonder ook aan de omstandigheden, waaronder verdachte deze feiten heeft begaan, zoals hiervoor vermeld.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin het dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren en artikel 43 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 30 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.