In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling en kinderalimentatie voor een minderjarige, geboren in 2014, van ouders die gezamenlijk belast zijn met het gezag. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen en de kinderalimentatie te verhogen. De vader, verweerder in hoger beroep, verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld en een kinderalimentatie van € 200,- per maand. De moeder verzoekt nu om een wijziging van de zorgregeling, zodat de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft en de kinderalimentatie te verhogen naar € 623,- per maand.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2021 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de raad voor de kinderbescherming aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat er veel spanningen zijn tussen de ouders en dat zij deelnemen aan ouderschapsbemiddeling. Het hof overweegt dat de huidige zorgregeling, die al acht maanden zonder problemen verloopt, in stand kan blijven. De ouders moeten zich eerst richten op het verbeteren van hun communicatie en het oplossen van hun onderlinge problemen voordat er wijzigingen in de zorgregeling kunnen worden overwogen.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 1.034,- per maand, en na een draagkrachtvergelijking is besloten dat de vader € 347,- per maand aan de moeder moet betalen. De beschikking van de rechtbank is in zoverre vernietigd en opnieuw vastgesteld. Het hof bekrachtigt de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.