ECLI:NL:GHARL:2021:4105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
21-004037-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van een vervalst Italiaans rijbewijs met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, in dit geval een Italiaans rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had het vervalste rijbewijs getoond tijdens een mobiele controle, wat leidde tot zijn veroordeling.

Tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van het vervalste rijbewijs en dat hij zich bewust was van de valsheid ervan. De verdachte had het rijbewijs in Griekenland gekocht en vervolgens in Duitsland rijlessen gevolgd, wat het hof als bewijs voor opzet beschouwde. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn vrouw en drie gehandicapte kinderen, werden meegewogen in de strafoplegging.

Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c en 225 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is. De beslissing om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, was een afweging van de ernst van het delict en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004037-19
Uitspraak d.d.: 29 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 juli 2019 met parketnummer 08-106233-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van honderdzestig uren subsidiair tachtig dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.J. Meijering, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een (vals) Italiaans rijbewijs (op naam van verdachte), als ware het echt en onvervalst, immers heeft verdachte bij gelegenheid van een mobiele toezicht controle, conform artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000, een (vals) Italiaans rijbewijs getoond/voorgehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof daarbij als volgt. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat sprake is van opzet op zowel gebruik van het rijbewijs zelf als op de valsheid van het rijbewijs. Verdachte heeft in onderhavige zaak mede het betreffende rijbewijs getoond ter identificatie. Voorts heeft verdachte eerst het betreffende Italiaanse rijbewijs gekocht in Griekenland waarna hij in Duitsland alsnog rijlessen heeft gevolgd. Hieruit volgt dat verdachte moet hebben geweten dat het om een vervalst rijbewijs ging. De uitleg die verdachte heeft gegeven over de bijzondere wijze van verwerving van het Italiaanse rijbewijs op straat van een wildvreemde in Griekenland en de aanleiding om nadien in Duitsland alsnog rijlessen te gaan volgen, is op geen enkele manier aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2019 te [plaats] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een vals Italiaans rijbewijs, op naam van verdachte, als ware het echt en onvervalst, immers heeft verdachte bij gelegenheid van een mobiele toezicht controle conform artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000, een vals Italiaans rijbewijs getoond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van een vals geschrift, te weten een vals Italiaans rijbewijs. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat in het maatschappelijk en internationaal personenverkeer in de juistheid van rijbewijzen moet kunnen worden gesteld.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie in Nederland.
Het hof acht in beginsel de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen – verdachte draagt de volledige zorg voor zijn vrouw en drie gehandicapte kinderen – zal het hof deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk aan verdachte opleggen, met een proeftijd van twee jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.