In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, gepleegd op 30 januari 2019. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van één week had opgelegd. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken gevangenisstraf.
Tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de politierechter vroeg. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld door haar met kracht bij de hals te duwen.
Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.