ECLI:NL:GHARL:2021:4104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
21-002529-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel met vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, gepleegd op 30 januari 2019. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van één week had opgelegd. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken gevangenisstraf.

Tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de politierechter vroeg. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld door haar met kracht bij de hals te duwen.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002529-19
Uitspraak d.d.: 29 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 24 april 2019 met parketnummer 08-025915-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-109659-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. C. Verrillo, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te [plaats] zijn levensgezel, [naam] , heeft mishandeld door die [naam] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) om/bij de hals/keel te pakken en/of (met kracht) tegen de hals/keel, althans tegen het lichaam, te duwen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu zowel het wettig als overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. In het bijzonder heeft het hof daarbij gelet op de aangifte van [naam] , de verklaring van verdachte zoals hij die blijkens het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van bevindingen heeft afgelegd, alsmede de verklaring van verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 januari 2019 te [plaats] zijn levensgezel [naam] heeft mishandeld door die [naam] eenmaal met kracht bij de hals te duwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 januari 2019 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin, waardoor hij de lichamelijke integriteit van zijn vriendin heeft geschonden. De mishandeling vond plaats in de (destijds) gezamenlijke woning van verdachte en zijn vriendin, derhalve bij uitstek een plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2021 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ten aanzien van delicten met een geweldsaspect.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof – evenals de politierechter en de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één week, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 08-109659-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 13 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 13 oktober 2017, parketnummer 08-109659-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.