ECLI:NL:GHARL:2021:4102

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
21-007035-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen vrijspraak van verdachte in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen de vrijspraak van de verdachte door de rechtbank Overijssel op 10 december 2018. De verdachte, geboren in 1971, werd vrijgesproken van het bezit van MDMA-pillen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de officier van justitie was ingesteld. Tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, had geëist. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

Het hof heeft de argumenten van het openbaar ministerie overwogen, die stelden dat de verdachte de beschikkingsmacht had over de drugs, gezien de omstandigheden waaronder deze waren aangetroffen. Ondanks de nieuwe getuigenissen van de zoon en vrouw van de verdachte, die na het vonnis van de rechtbank waren gehoord, heeft het hof geconcludeerd dat deze informatie de bewijsbeslissing niet veranderde. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de feiten en omstandigheden. Het hof heeft de vrijspraak van de rechtbank bevestigd en verklaarde niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007035-18
Uitspraak d.d.: 29 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 10 december 2018 met parketnummer 08-963589-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.M.J. Thomas, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 10 december 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het hof zal het vonnis bevestigen met aanvulling van de gronden.

Aanvullende overweging

Het openbaar ministerie heeft, zakelijk weergegeven, in de appelschriftuur het volgende aangegeven. De locatie waar de grote hoeveelheid drugs werd aangetroffen en de omstandigheden waaronder, namelijk in de woonkamer op een stoel waar het [naam] hesje van verdachte en ook zijn gewone jas overheen hing, maken dat het openbaar ministerie van mening is dat verdachte de beschikkingsmacht had over de tas met MDMA-pillen en hij op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van de drugs. De advocaat-generaal sloot zich ter zitting in hoger beroep aan bij de inhoud van de appelschriftuur.
Het hof overweegt als volgt.
Na het vonnis van de rechtbank zijn de zoon en vrouw van verdachte alsnog gehoord door de politie. De in hoger beroep aan het dossier toegevoegde stukken, waaronder deze verhoren en het proces-verbaal van verbalisant D. Wijnberg op pagina 41 van het aanvullende dossier maken de bewijsbeslissing naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof bevestigt aldus de beslissing van de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.