ECLI:NL:GHARL:2021:4099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
21-002662-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep inzake schuldheling van een fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld voor schuldheling van een fiets en had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die een taakstraf van zestig uren had geëist. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de fiets die bij de verdachte was aangetroffen, afkomstig was van een misdrijf. De verklaring van de verdachte werd niet als onaannemelijk beschouwd, vooral gezien de summiere inhoud van het proces-verbaal van de politie. Het hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en de uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002662-19
Uitspraak d.d.: 29 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 15 mei 2019 met parketnummer 08-173186-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde schuldheling tot een taakstraf van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld ten aanzien van de hem subsidiair tenlastegelegde schuldheling tot een taakstraf van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, een (elektrische) (heren)fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof overweegt dat, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen naar voren is gekomen bij het onderzoek ter terechtzitting, naar het oordeel van het hof niet voldoende vast is komen te staan dat de fiets die de verbalisanten bij verdachte hebben aangetroffen van een misdrijf afkomstig was. Voorts acht het hof de verklaring van verdachte omtrent het tenlastegelegde niet onaannemelijk, mede in het licht van het summiere proces-verbaal van de politie.
Het hof heeft aldus uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.