ECLI:NL:GHARL:2021:4078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
21-000340-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs, in strijd met artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had op 17 juli 2019 in [plaats] een vervalst Portugees paspoort gepresenteerd aan een BRP-specialist met de intentie zich in te schrijven. De BRP-specialist had twijfels over de echtheid van het paspoort, wat leidde tot aangifte van identiteitsfraude. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd tot bevestiging van het eerdere vonnis, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van de achtergrond van de verdachte. Het hof oordeelde dat het verweer van de verdediging niet kon worden gevolgd, gezien de bewijsmiddelen die de opzet van de verdachte aantonen. De verdachte had een aanzienlijk bedrag betaald voor het vervalste document en had geen actie ondernomen om de echtheid ervan te verifiëren. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van een vervalst identiteitsbewijs en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, in overeenstemming met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De verdachte was niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en verkeerde in een asielprocedure, maar het hof oordeelde dat dit geen aanleiding gaf voor een lichtere straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000340-20
Uitspraak d.d.: 28 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2020 met parketnummer 16-171736-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter van 13 januari 2020. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.G. Wiebes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te [plaats] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Portugees paspoort op naam van [naam1] , door dat paspoort voorzien van zijn verdachtes foto bij de gemeente [plaats] te tonen aan een BRP-specialist met als doel zich aldaar in te schrijven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat bij de beoordeling van het strafbare feit een niet-westerse maatstaf moet worden toegepast, nu verdachte uit Liberia komt en geen enkele ervaring heeft met reisdocumenten. Verdachte had gelet op deze omstandigheden geen opzet om gebruik te maken van een vervalst identiteitsbewijs.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Uit het dossier en de verklaring van de verdachte bij de politie afgelegd leidt het hof het volgende af.
Feiten [1]
Aangever [naam2] , werkzaam als Basis Registratie Personen-specialist (hierna: BRP) bij de gemeente [plaats] , heeft op 17 juli 2019 aangifte gedaan van poging tot identiteitsfraude, gepleegd op 17 juli 2019 te [plaats] .
Aangever had een afspraak met een persoon (het hof begrijpt: verdachte) die zich voor het eerst wilde inschrijven bij de BRP. Aangever zag dat het een man betrof met een donkere huidskleur, met een geschatte leeftijd van 40 jaar oud en met een Afrikaans uiterlijk. Aangever zag aan het gedrag van de man dat hij heel zenuwachtig was en moeilijk uit zijn woorden kwam. Het gedrag van de man gaf aangever, door zijn vele jaren ervaring, het gevoel dat er iets niet in orde was. Aangever is toen het gesprek aangegaan met de man. Aangever vroeg of de man zijn paspoort had. De man overhandigde het paspoort. Dit betrof een Portugees paspoort. Aangever bekeek het paspoort goed en zag dat er op de pasfoto in het paspoort op de eerste pagina kleine streepjes zaten. Op de tweede pagina zag aangever dat de pasfoto groter was dan dat hij had moeten zijn. Tevens zag aangever dat de namen die in het paspoort waren afgebeeld Portugese namen waren. Aangever heeft vervolgens het paspoort door een scanner gehaald. Deze scanner controleert het paspoort op alle echtheidskenmerken en elektronische kenmerken zoals chips. Aangever zag dat het systeem een foutmelding gaf op het uitlezen van de informatie. Aangever zag dat de pasfoto niet overeenkwam met de man die tegenover hem zat en de pasfoto zoals deze in het paspoort was afgebeeld. Aangever zag dat de pasfoto op de chip een blanke man betrof en geen enkele overeenkomsten had met de man die tegenover hem zat. [2]
Uit de bevindingen van [verbalisant1] , wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee blijkt dat het onderzochte document (nationaal paspoort Portugal ten name van [naam1] ) vervalst is.
  • de in de personaliabladzijde aanwezige afbeeldingsperforatie toont een beeld van een ander persoon, de werkelijke houder van dit paspoort;
  • de pasfoto van de houder, op de personaliabladzijde, is niet aangebracht middels lasergravure, maar middels een printer;
  • de bedrukking en het basispapier van bladzijde -1- vertonen beschadigingen, juist ter hoogte van de thans aangebracht pasfoto, die zijn ontstaan bij het bewerken c.q. raderen van die toplaag, ter verwijdering van een eerder aangebrachte pasfoto;
  • bij het uitlezen van de in dit paspoort geïntegreerde chip is de pasfoto van de werkelijke houder van dit paspoort zichtbaar gemaakt, dat is een andere persoon als de thans voor het oog op beide pasfoto’s zichtbare persoon.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat het om een vals paspoort ging, dat hij terug moest naar Spanje en dat hij dat niet wilde en dat er iemand was die een paspoort kon maken. Verdachte heeft via een kennis in Engeland, via Facebook, contact gehad met de maker van het paspoort in Portugal. Daarbij heeft hij de personalia van zijn oom gebruikt, omdat hij niet terug wilde naar Spanje, maar in Europa wilde gaan werken. Verdachte heeft hiervoor €4.000,00 betaald. [4]
Conclusie
Het hof overweegt dat de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de Portugese identiteitskaart vervalst was, gelet op zijn verklaring afgelegd bij de politie over de wijze waarop hij dit identiteitsbewijs heeft verkregen, het grote geldbedrag dat hij hiervoor heeft betaald en het feit dat hij – onder deze omstandigheden – geen enkele actie heeft ondernomen ter verificatie van zowel de persoon van de verstrekker/tussenpersoon als de geldigheid van de identiteitskaart. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2019 te [plaats] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Portugees paspoort op naam van [naam1] , door dat paspoort voorzien van zijn verdachtes foto bij de gemeente [plaats] te tonen aan een BRP-specialist met als doel zich aldaar in te schrijven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot diezelfde straf zal worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd rekening te houden met de specifieke achtergrond van verdachte. De raadsman verzoekt een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van een vervalste identiteitskaart. Door zijn handelen heeft hij het vertrouwen geschonden dat in het internationaal personenverkeer moet kunnen worden gesteld in door van overheidswege verstrekte reis- en identiteitspapieren. In het maatschappelijk verkeer dient erop te kunnen worden vertrouwd dat zulke documenten een juiste weergave bevatten van de identiteit van de houder. Gebruikmaking van valse of vervalste documenten kan leiden tot aanzienlijke schade.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is het hof gebleken dat verdachte niet over financiële middelen beschikt en in een asielprocedure loopt. Verdachte bevindt zich inmiddels niet meer in Nederland.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2021 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Bij het bepalen van de soort en hoogte van de straf neemt het hof de Landelijke Oriëntatiepunten Voor Straftoemeting (hierna: LOVS) betreffende artikel 231, lid 2, bezit vals paspoort in aanmerking. Daarin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden als oriëntatiepunt gehanteerd.
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf van twee maanden onvoorwaardelijk een passende en geboden sanctie. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet gebleken. Het hof acht een geheel voorwaardelijke straf dan ook geen rechtdoen aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 28 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0900-2019213260, gesloten en getekend op 17 juli 2019 door [verbalisant2] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland.
2.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 juli 2019, opgenomen op 3 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [naam2] , opgesteld door [verbalisant3] .
3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 juli 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant1] .
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 juli 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.