Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op 22 april 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum 2] 1999, door
Bewijs
Op 26 april 2016 is [benadeelde partij] verhoord in een kindvriendelijke studio. Verbalisant [verbalisant 1] heeft het verhoor vanuit de regiekamer kunnen horen en zien. Hij heeft hierover, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Overweging met betrekking tot het bewijs
ongeveer even waarschijnlijkwanneer de drie elementen in hypothese 1 waar zijn, als wanneer de drie elementen in hypothese 2 waar zijn. Anders dan hetgeen door de raadsman is betoogd, wordt daarmee door de NFI-deskundige geen oordeel gegeven over de waarschijnlijkheid van de hypothesen zelf; er wordt enkel uitspraak gedaan over de waarschijnlijkheid van de verkregen onderzoeksresultaten indien de voorgelegde hypothesen waar zijn. Een oordeel omtrent de waarschijnlijkheid van de hypothesen blijft aan het hof voorbehouden.
Bewezenverklaring
hij op 22 april 2016 te [plaats] , door andere feitelijkheden [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , immers heeft hij, verdachte,
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind.
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.