Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
inbewaringstelling van [appellante] met 30 dagen wordt verlengd. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
30 dagen wordt verlengd.
30 dagen wordt verlengd. Het hof verwijst naar die beschikkingen.
2.De procedure in hoger beroep
- het verzoekschrift met producties 1, 2 en 4 tot en met 8H;
- het emailbericht van 19 april 2021 met producties 9, 10 en 11 van mr. De Haan.
Hierbij zijn verschenen:
- [appellante] , bijgestaan door mr. De Haan;
- [D] en [E] , zussen van [appellante] , en
- de waarnemend curator, mr. A. Sarokhani.
Tot slot vond de rechtbank dat niet is gebleken dat de inbewaringstelling van [appellante] uit medisch oogpunt niet zou kunnen worden voortgezet.
De faillissementsbewaring is niet langer een proportioneel middel om haar te bewegen aan haar inlichtingenplicht te voldoen, omdat zij niet in staat is meer informatie aan te leveren.
Het effect op haar gezondheid rechtvaardigt voortduring van de in bewaringstelling niet langer. De belangenafweging moet ertoe leiden dat haar persoonlijk belang bij in vrijheids-stelling zwaarder weegt dan het belang van de boedel om de bewaring te laten voortduren.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat zolang het faillissement nog niet is beëindigd de inlichtingenplicht en medewerkingsplicht op grond van artikel 105 en 105a Fw onverminderd op [appellante] van toepassing blijven. Dat houdt in dat op [appellante] de verplichting blijft rusten om alle (mondelinge en/of schriftelijke) informatie te verschaffen die nodig is voor een goede, rechtvaardige afwikkeling van haar faillissement. Indien zij na de opheffing van de inbewaringstelling daarin niet of onvoldoende medewerking verleent, valt niet uit te sluiten dat dit middel wederom zal worden aangewend om die medewerking af te dwingen. Het is aan [appellante] om het niet zover te laten komen.