ECLI:NL:GHARL:2021:3955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
200.272.422
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting van curatele naar bewind in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot omzetting van zijn curatele in onderbewindstelling. [verzoeker] was sinds 4 juni 2014 onder curatele gesteld door de kantonrechter vanwege een geestelijke stoornis. De kantonrechter had [de curator1] benoemd als curator, die op 1 juli 2020 werd opgevolgd door [de curator2].

In eerste aanleg had de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot omzetting van de curatele in onderbewindstelling afgewezen. [verzoeker] ging in hoger beroep en voerde aan dat hij in staat was zijn eigen belangen te behartigen en dat de gronden voor curatele niet langer bestonden. Het hof oordeelde dat [verzoeker] onvoldoende had aangetoond dat zijn geestelijke en/of lichamelijke toestand was verbeterd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2021 waren [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig, maar [de curator1] en [de curator2] verschenen niet. Het hof concludeerde dat er geen andere maatregel was die [verzoeker] voldoende bescherming bood en dat de bestreden beschikking van de kantonrechter moest worden bekrachtigd. De beslissing werd genomen op basis van de medische rapporten en de verklaring van [verzoeker] zelf, die onvoldoende inzicht toonde in zijn psychische problematiek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.272.422
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7693564)
beschikking van 22 april 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. R. Kaya te Enschede,
en
[de curator1] ,
handelend onder de naam [B] ,
wonend te [C] ,
verder te noemen: [de curator1] (tot 1 juli 2020),
en
[de curator2] B.V.,
gevestigd te [A] ,
verder te noemen: [de curator2] (met ingang van 1 juli 2020).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, team toezicht-bewindsbureau, zittingsplaats Enschede) van 3 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 januari 2020;
  • een brief van [de curator1] van 3 maart 2020 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Kaya van 2 juni 2020, en
  • een brief van mr. Kaya van 26 augustus 2020 met productie.
2.2
In verband met het beleid ten aanzien van het coronavirus heeft het hof [verzoeker] en [de curator1] in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk op 2 juni 2020 uit te laten of zij kiezen voor een schriftelijke afdoening van de zaak of dat zij kiezen voor het plannen van een zitting. Hierbij heeft het hof tevens bericht dat indien voor de genoemde datum geen keuze is gemaakt het hof ervan uitgaat dat wordt ingestemd met een schriftelijke afdoening van de zaak. [verzoeker] heeft het hof bij voornoemd journaalbericht van zijn advocaat van 2 juni 2020 laten weten in te stemmen met een schriftelijke afdoening van de zaak. [de curator1] heeft niet gereageerd.
2.3
Na overleg in raadkamer achtte het hof zich onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnennemen, zodat een mondelinge behandeling diende te worden bepaald.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 april 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoeker] en zijn advocaat.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen zijn [de curator1] noch [de curator2] verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1949 te [D] .
3.2
Bij beschikking van 4 juni 2014 heeft de kantonrechter [verzoeker] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en [de curator1] tot curator benoemd.
Bij beschikking van 9 april 2015 heeft dit hof deze beschikking bekrachtigd.
3.3
Bij beschikking van 29 maart 2016 heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot omzetting van de curatele in onderbewindstelling, afgewezen.
3.4
Bij beschikking van 1 februari 2019 heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot omzetting van de curatele in mentorschap, afgewezen.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot omzetting van de curatele in onderbewindstelling ten behoeve van (het vermogen van) [verzoeker] met benoeming van M.R. Davidson tot bewindvoerder, afgewezen.
3.6
Bij ambtshalve beschikking van 23 juni 2020 heeft de kantonrechter [de curator1] met ingang van 1 juli 2020 ontslagen als curator en met ingang van 1 juli 2020 [de curator2] tot opvolgend curator benoemd.

4.De omvang van het geschil

[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 oktober 2019. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek strekkende tot omzetting van curatele naar onderbewindstelling alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, alsmede ambtshalve.
5.2
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan. Volgens [verzoeker] levert niet elke geestelijke stoornis een grond voor curatele op. Hij is altijd goed in staat geweest om zijn eigen persoonlijke en financiële belangen te behartigen. Slechts in een korte periode, toen [verzoeker] door een huisgenoot zwaar onder druk werd gezet en werd bedreigd, was steun en begeleiding door een derde goed voor hem geweest. [verzoeker] ontkent niet dat het raadzaam is dat hij voorgenomen uitgaven met iemand, een bewindvoerder, bespreekt, maar er is geen grond voor curatele. De afgelopen tijd heeft hij alle beslissingen ook praktisch zelf genomen en zelfs voorkomen dat [de curator1] beslissingen nam die niet in zijn belang waren. Ter mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aanvullend verklaard dat [de curator2] en hij nog aan elkaar moeten wennen en dat het regime veel te streng is, maar dat de samenwerking naar omstandigheden goed verloopt.
5.3
Het hof stelt voorop dat [verzoeker] , indien hij de curatele wil omzetten in bewind, dient te onderbouwen dat de gronden voor curatele niet langer bestaan, met andere woorden: dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Dit geldt temeer nu de kantonrechter [verzoeker] in eerste aanleg al in de gelegenheid heeft gesteld om een medische verklaring aan te leveren waaruit blijkt dat zijn geestelijke en/of lichamelijke toestand zodanig is veranderd dat de curatele niet langer noodzakelijk is. Uit de door [verzoeker] in eerste aanleg overgelegde medische verklaring van 19 juni 2019 is dit niet gebleken.
Ook in hoger beroep heeft [verzoeker] niet nader met stukken onderbouwd dat er sprake is van een verbetering in zijn geestelijke en/of lichamelijke toestand. [verzoeker] ontkent zelfs dat sprake is van schizofrenie en autisme en toont daarmee onvoldoende inzicht in zijn (psychische) problematiek. Daartegenover staat dat [de curator1] bij brief van 3 maart 2020 een medisch rapport van [E] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij [F] van 7 november 2019, heeft overgelegd waaruit blijkt dat [verzoeker] al langdurig wordt behandeld door een specialistische GGZ-instelling en dat [verzoeker] , anders dan [verzoeker] ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft betoogd, verschillende medicijnen gebruikt voor zijn psychische klachten. Verder blijkt uit deze verklaring dat de psychische klachten van [verzoeker] redelijk stabiel zijn, maar bij spanning en onrust erger worden, met name de betrekkingswanen en achterdocht.
Het hof is dan ook van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd dat de gronden voor curatele niet langer aanwezig zijn. Nu er geen andere maatregel is die [verzoeker] afdoende bescherming biedt, zal het hof het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] afwijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, team toezicht-bewindsbureau, zittingsplaats Enschede) van 3 oktober 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, K.A.M. van Os-ten Have en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 22 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.