ECLI:NL:GHARL:2021:3919

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
21-004953-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2021 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die betrokken was bij hennepteelt. De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 20.261,81, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Na onderzoek op de zitting van 7 april 2021 en het bestuderen van de vordering van de advocaat-generaal, heeft het hof vastgesteld dat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 5.588,29 moet worden geschat. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengst van hennepplanten die door de betrokkene zijn geteeld, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de kosten en de opbrengsten van de hennepteelt. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op dit bedrag, en heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004953-19
Uitspraak d.d.: 21 april 2021
TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 september 2019 met parketnummer 16-006235-19 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens betrokkene door zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 20.261,81 en heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van hetzelfde bedrag.
Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat deze behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

De vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt, na vermindering in eerste aanleg met een bedrag van € 2.091,37, tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 20.261,81 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van hetzelfde bedrag. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 11.175, - en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De betrokkene is bij arrest van dit hof van 21 april 2021 parketnummer 21-005802-19 ter zake van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B Opiumwet gegeven verbod, kortgezegd het medeplegen van hennepteelt, en de onder 2 tenlastegelegde diefstal in vereniging met verbreking van elektriciteit veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene financieel voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van een ander strafbaar feit dan het bewezenverklaarde handelen, nu voldoende aanwijzingen bestaan dat het door betrokkene is begaan.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 5.588,29. Het hof komt als volgt tot deze schatting. [1]
Eerdere oogst
Blijkens het arrest in de hoofdzaak heeft betrokkene op 22 maart 2018 tezamen en in vereniging met een ander 99 hennepplanten geteeld en heeft hij tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 2 januari 2018 tot en met 22 maart 2018 elektriciteit weggenomen ten behoeve van de stroomvoorziening van een hennepkwekerij. [2] Uit het dossier komt naar voren dat de kwekerij op het moment van ontdekking in werking was.
In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 4 april 2018 (hierna: het ontnemingsrapport) concludeert rapporteur [naam1] dat er 2 eerdere oogsten hebben plaatsgevonden in de kweekruimte. [3] Op de kweeklocatie trof de politie in totaal 99 hennepplanten aan in 1 kweekruimte van 9 vierkante meter.
Het hof ziet evenwel redenen om van de vaststelling dat sprake is van 2 eerdere oogsten af te wijken, nu het hof op grond van de hierna te noemen factoren in elk geval aannemelijk acht dat sprake is geweest van ten minste één eerdere oogst, maar dat onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan dat door verdachte tweemaal succesvol is geoogst.
Ten aanzien van de vaststelling van een eerdere oogst in de kweekruimte overweegt rapporteur [naam1] dat tijdens onderzoek naar de hennepplantage de volgende aanwijzingen zijn gebleken. Het filterdoek van de aangetroffen koolstoffilters was vervuild. Er lag stof op het stoffilter van de koolstofcilinder, de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en de luchtslang. In of naast de kweektent waren knipschaartjes met hennepresten aangetroffen. In de vriezer van de woning werden bij een doorzoeking twee vuilniszakken met gruis van hennepplanten, takken en toppen aangetroffen. Tevens werd op de zolder, waar de hennepplantage zich bevond, een zak met hennepgruis aangetroffen. Na weging bleek het gruis in totaal 2,48 kilogram zwaar. Het gruis kan enkel ontstaan zijn door hennepplanten te vermalen die al waren voorzien van toppen, aangezien er ook kleine delen van henneptoppen tussen het gruis in de zakken zat. Aangezien de plantjes in de kweektent ongeveer een week oud waren, en nog lang niet van toppen waren voorzien, is het aannemelijk dat het aangetroffen gruis van (een) eerdere oogst(en) afkomstig is. In de badkamer van de woning werden lege en gebruikte (niet lege) jerrycans groeimiddel aangetroffen.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat het hof uit van de gegevens in het ontnemingsrapport, waarbij is uitgegaan van de standaarden van het BOOM-rapport, die door de verdediging niet zijn betwist. [4]
Berekende bruto-opbrengst per oogst
Gemiddeld stonden er 11 planten op een vierkante meter. De opbrengst per plant is dan volgens het BOOM-rapport 30,0 gram.
De totale opbrengst aan hennep per oogst bedraagt 99 hennepplanten x 30,0 gram = 2,97 kilogram.
Aangezien de daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep niet kon worden vastgesteld, gaat het hof uit van de verkoopprijs die in het BOOM-rapport wordt gehanteerd, te weten
€ 4.070, - per kilogram.
De totale bruto-opbrengst per oogst bedraagt 2,97 kilogram x € 4.070, - per kilogram =
€ 12.087,90. [5]
Berekende kosten per oogst
Afschrijvingskosten: € 150,00
Hennepstekken: 99 hennepstekken x € 3,81 = € 377,19 +
Variabele kosten per hennepplant: 99 hennepplanten x € 3,88 = € 384,12 +
Totaal: [6] € 911,31
Elektriciteitskosten niet betaald door betrokkene
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat betrokkene de door [naam2] N.V. in rekening gebrachte elektriciteitskosten aan [naam2] daadwerkelijk heeft betaald. Ondanks dat het hof de vordering strekkende tot schadevergoeding van [naam2] N.V. in de strafzaak toewijst, komen deze kosten niet voor aftrek in aanmerking, nu die beslissing ten tijde van het wijzen van de beslissing in de ontnemingszaak niet onherroepelijk is.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Berekende bruto-opbrengst per oogst: € 12.087,90
Berekende kosten per oogst: € 911,31 –
Berekende netto-opbrengst per oogst: [7] € 11.176,59
In afwijking van het standpunt van de advocaat-generaal stelt het hof het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 5.588,29.
Het hof komt als volgt tot deze berekening. De door betrokkene en medeverdachte tezamen genoten netto opbrengst per oogst bedraagt € 11.176,59. Nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat betrokkene en medeverdachte na de ontdekking van de hennepplantage gedurende enige tijd een duurzame relatie hebben gehad en aldus tezamen over het gehele bedrag van de netto opbrengst hebben kunnen beschikken, stelt het hof vast dat het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat – pondspondsgewijs – vastgesteld dient te worden op de helft van de netto opbrengst per oogst, te weten een bedrag van € 5.588,29.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond van het voorgaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van € 5.588,29.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
5.588,29 (vijfduizend vijfhonderdachtentachtig euro en negenentwintig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 5.588,29 (vijfduizend vijfhonderdachtentachtig euro en negenentwintig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 111 dagen.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 21 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2018072053, gesloten en getekend op 27 september 2018 door [verbalisant1] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 6 april 2021 in de onderliggende strafzaak tegen verdachte met parketnummer 21-005802-19.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het ontnemingsrapport) d.d. 4 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam1] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina’s 167 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
4.Dit betreft het rapport: ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen: Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM)) dat is bijgewerkt tot 1 juni 2016.
5.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het ontnemingsrapport) d.d. 4 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam1] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina’s 167 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
6.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het ontnemingsrapport) d.d. 4 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam1] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina’s 167 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.
7.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het ontnemingsrapport) d.d. 4 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam1] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina’s 167 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.