ECLI:NL:GHARL:2021:3917

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
21-004378-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in hoger beroep en veroordeling tot taakstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2005, was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, met een taakstraf van 35 uren. In hoger beroep heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak in een andere zaak, maar het hof verklaarde haar niet-ontvankelijk in dat beroep. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek op de zitting van 7 april 2021 en de eerdere zitting in eerste aanleg. De advocaat-generaal had veroordeling gevorderd tot een taakstraf van 26 uren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 300,- toegewezen, maar de overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld, waarbij zij samen met een ander de benadeelde partij heeft uitgedaagd, achterna gelopen en geslagen. Het hof heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden, en heeft besloten om de taakstraf te reduceren tot 26 uren, rekening houdend met de reeds ondergane leerstraf. De ouders van de verdachte zijn aansprakelijk voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die door hen moet worden betaald.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004378-20
Uitspraak d.d.: 21 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 november 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-215195-19 en 18-149338-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het haar in de zaak met parketnummer
18-215195-19 tenlastegelegde tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 26 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 300,-, te betalen door de ouders van verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken ter zake van het haar in de zaak met parketnummer 18-149338-20 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte op 10 november 2020 veroordeeld ter zake van het haar in de zaak met parketnummer 18-215195-19 tenlastegelegde tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf TACt Regulier voor de duur van 35 uren. Verder heeft de kinderrechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 300,-, met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het meer gevorderde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-215195-19:
zij op of omstreeks 27 juni 2019 te [plaats] openlijk, te weten, op of aan de [adres] en/of in de aan de [adres] gevestigde winkel " [naam1] " en/of in de aldaar gevestigde [naam2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij] door
- (continu) tegen die [benadeelde partij] te schreeuwen en/of deze uit te dagen en/of
- met ijsblokjes in de richting van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] achterna te lopen en/of te volgen tot in de winkel " [naam1] " en/of
- aldaar (opnieuw) die [benadeelde partij] uit te dagen en/of te roepen dat deze naar buiten moest komen en/of te roepen "ik ga je slaan" en/of (vervolgens)
- naar die [benadeelde partij] toe te lopen en/of heel dicht bij haar te gaan staan en/of (vervolgens)
- (continu) op te roepen tot geweld tegen die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] stevig bij de haren te pakken en/of aan de haren te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal hard te stompen en/of te slaan tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam en/of
- toen die [benadeelde partij] op de grond lag tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te schoppen en/of te trappen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 tenlastegelegde ter terechtzitting van het hof bekend te hebben gepleegd. Niet is gebleken van een andere verklaring nadien dan wel van een pleidooi strekkende tot vrijspraak van verdachte ten aanzien van dit feit. Daarom volstaat het hof, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van bewijsmiddelen.
Deze opgave luidt als volgt: [1]
Het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 november 2020, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] ;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2019, voor zover inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] , opgenomen op pagina’s 18 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2019, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina’s 21 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 juni 2019, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige1] , opgenomen op pagina’s 27 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 juni 2019, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige2] , opgenomen op pagina’s 44 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 18-215195-19:
zij op 27 juni 2019 te [plaats] openlijk, te weten, in de aan de [adres] gevestigde winkel [naam1] en in de aldaar gevestigde [naam2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij] door
- tegen die [benadeelde partij] te schreeuwen en deze uit te dagen en
- met ijsblokjes in de richting van die [benadeelde partij] te gooien en
- die [benadeelde partij] achterna te lopen en te volgen tot in de winkel [naam1] en
- aldaar opnieuw die [benadeelde partij] uit te dagen en te roepen dat deze naar buiten moest komen en te roepen "ik ga je slaan" en
- naar die [benadeelde partij] toe te lopen en
- op te roepen tot geweld tegen die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] stevig bij de haren te pakken en
- meermalen hard te stompen en te slaan tegen het lichaam en
- toen die [benadeelde partij] op de grond lag tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 juni 2019 in [plaats] schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij] door haar samen met een ander uit te dagen, achterna te lopen en te volgen tot in de winkel [naam1] , haar daar wederom uit te dagen en vervolgens meermalen hard te stompen en te slaan tegen haar lichaam – en toen zij op de grond lag – tegen haar lichaam te schoppen. Verdachte heeft door zo te handelen samen met een ander inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat een dergelijk delict vaak niet alleen lichamelijke, maar ook psychische klachten veroorzaakt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier, in het bijzonder het uitgebreide advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 4 november 2020, en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. De Raad schrijft in zijn rapportage onder meer het volgende.
Gelet op onderhavige delicten is het belangrijkste dat [verdachte] hulp krijgt om haar agressie en emoties onder controle te krijgen. [verdachte] is op de middelbare school veelvuldig gepest geweest, wat maakt dat zij snel een agressieve houding kan aannemen. Dit kan zij in, voor haar moeilijke, sociale situaties weer laten zien. De moeilijkheden ten aanzien van de agressie- en emotieregulatie zijn ook zichtbaar op school. [verdachte] kan moeilijk weerstand bieden tegen het negatieve gedrag van antisociale vrienden en laat dit gedrag zelf ook zien.
[verdachte] is zeer gemotiveerd om het in de toekomst beter te doen, alleen heeft ze hier wel hulp bij nodig. [verdachte] geeft zelf ook duidelijk aan hier behoefte aan te hebben. [verdachte] wil niet opnieuw met de politie en justitie in aanraking komen. Daarnaast heeft [verdachte] de wens om later in een gevangenis te werken en ze beseft zich dat het dan van belang is dat ze niet meer met de politie in aanraking mag komen en dat ze haar agressie en emoties onder controle moet krijgen. De Raad acht het van belang dat [verdachte] nog meer inzicht krijgt in haar eigen handelen in moeilijke situaties en dat ze leert hoe ze haar boosheid onder controle kan houden en daardoor agressie kan voorkomen. Het is belangrijk dat [verdachte] vaardigheden aanleert, om moeilijke en risicovolle situaties op een adequate manier op te lossen. Hier heeft [verdachte] professionele hulp bij nodig. De Raad acht de inzet van een agressie-regulatie van noodzakelijk belang om ervoor te zorgen dat [verdachte] haar sociale- en probleemoplossende vaardigheden kan versterken. Zij zal moeten leren om haar emoties beter te controleren en te reguleren. Hierbij moet er ook aandacht zijn voor wat goed gaat. Dit zal het recidive risico verkleinen.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat zij binnenkort aan traumatherapie begint bij [naam3] . Dit is door de vertegenwoordiger van de Raad bevestigd. Die meldde bovendien dat het gebiedsteam contact houdt met verdachte, haar moeder en met school en de ontwikkelingen in de gaten houdt.
Het hof neemt als vertrekpunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht die voor een geval als dit uitgaan van een taakstraf voor de duur van 40 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. Gelet op de persoon van verdachte ziet het hof reden om ten gunste van verdachte hiervan af te wijken.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf, bestaande uit een leerstraf passend.
Op 20 november 2019 heeft de officier van justitie aan verdachte een voorstel gedaan ter voorkoming van verdere strafvervolging ter zake van het onderhavige feit in de vorm van een gedragsinterventie TACt voor de duur van 35 uren. In de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 mei 2020 rapporteert de Raad dat verdachte 8 bijeenkomsten heeft bijgewoond, die gelijk staan aan 12 uur deelname, en huiswerkopdrachten heeft gemaakt, die gelijk staan aan 1 uur deelname. Verdachte heeft daarom al 13 uren van die leerstraf TACt Regulier voltooid. Omdat verdachte die leerstraf niet had afgemaakt, is zij door de officier van justitie alsnog gedagvaard, wat heeft geleid tot deze procedure in hoger beroep.
Het hof acht het raadzaam dat verdachte die leerstraf alsnog afmaakt. Om die reden legt het hof nu een leerstraf ter grootte van onder meer de resterende 22 uren leerstraf aan verdachte op. Dit is in overeenstemming met het advies van de medewerker van de Raad, mevrouw [naam4] , die ter terechtzitting van het hof als deskundige heeft verklaard. Op die manier hoeft verdachte niet de hele straf opnieuw uit te voeren, maar kan zij verder gaan waar zij gebleven was. Het hof wil verdachte op die manier stimuleren het programma af te maken en de goede weg te blijven bewandelen.
Omdat verdachte twee dagen (thuis) in voorarrest heeft doorgebracht, moet van het op te leggen aantal uren leerstraf nog 4 uur in mindering worden gebracht. Om te bereiken dat 22 uur over blijven om aan de leerstraf te besteden, zal het hof daarom in totaal 26 uur leerstraf opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.520,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Die schade is naar het oordeel van het hof naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 300,-. Het hof zal de vordering in zoverre toewijzen. De vordering is voor wat betreft het meer gevorderde onvoldoende onderbouwd. Nadere onderbouwing vormt in dit geval een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat het hof de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het verrichten van de als onrechtmatig aan te merken gedraging van het plegen van openlijk geweld, zijn de ouders van verdachte op grond van artikel 6:169 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de geleden schade en zijn zij derhalve tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g, lid 4, Wetboek van Strafvordering zal worden toegewezen ten laste van de ouders. Het voorgaande in aanmerking genomen is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met een daaraan gekoppelde betaling in termijnen – waarom de raadsman heeft verzocht – niet mogelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-149338-20 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, te weten TACt Regulier,voor de duur van 26 (zesentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 13 (dertien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde leerstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren leerstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-215195-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, te betalen door de wettelijke vertegenwoordiger(s) van verdachte.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de wettelijke vertegenwoordigers van de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 juni 2019.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 21 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2020074873, gesloten en getekend op 24 maart 2020 door [verbalisant2] , hoofdagent van politie-eenheid Noord-Nederland.