Uitspraak
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
[appellant],
1.Poortman Makelaars B.V.,
Poortman,
Bouma,
Poortman c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.2. Waar gaat het in deze zaak over?
€ 111.622,50 (inclusief btw). Zij beroepen zich op een op 30 augustus 2016 gedateerde schriftelijke koopovereenkomst, waarin dat is vastgelegd. In deze koopovereenkomst is onder meer bepaald dat de koopprijs in twee termijnen, de eerste termijn uiterlijk
€ 55.811,25 overgemaakt op de rekening van Poortman en op 2 januari 2018 eenzelfde bedrag.
Om zijn schuld aan [D] te betalen, heeft [appellant] eind december 2016 zijn erfpachtrechten op een stuk grasland verkocht. Poortman was als makelaar bij deze transactie betrokken.
3.De beslissing van de rechtbank en die van het hof
Verder heeft hij gevorderd dat de koopovereenkomst tussen hem en Bouma wordt vernietigd, of als deze vordering niet wordt toegewezen (‘subsidiair’) wordt ontbonden wegens een toerekenbare tekortkoming van Bouma of gewijzigd vanwege onvoorziene omstandigheden. Ten slotte heeft [appellant] de veroordeling van Poortman in de proceskosten gevorderd.
Anders dan de rechtbank, meent het hof dat Poortman (vertegenwoordigd door [B] ) is tekortgeschoten in zijn zorgplicht tegenover [appellant] door [appellant] onvoldoende te informeren over de met Bouma gesloten koopovereenkomst en door ook niet met hem te overleggen over de ontstane (nieuwe en onvoorziene) situatie toen de staatssecretaris op 13 oktober 2016 meedeelde dat de invoering van het fosfaatstelsel werd uitgesteld. Of, en zo ja hoeveel, schade [appellant] door deze tekortkoming heeft geleden, moet in een aparte procedure
4.De beoordeling van het hoger beroep
Door u gekochte 900 kg netto fosfaatrechten conform koopovereenkomst d.d. 26-08-2016, 1ste termijn’. Op deze factuur zijn de gegevens van [appellant] als ‘
verkoper’ vermeld. Het bedrag van € 55.811,25 komt overeen met 50% van de in het koopcontract vermelde prijs.
Door [appellant] wordt er een punt van gemaakt dat de datum van de factuur 26 augustus 2016 is, terwijl het koopcontract op 30 augustus 2016 is gedateerd. Het hof volgt [appellant] hierin niet. Uit de toelichting van [B] volgt dat hij en [C] telefonisch overeenstemming hebben bereikt over de koopovereenkomst. Vervolgens heeft hij op dezelfde dag het koopcontract en de factuur opgesteld en verstuurd naar [C] . [C] heeft het contract enkele dagen later, op 30 augustus 2016, ondertekend, gedateerd en geretourneerd. Dat bij deze gang van zaken, die het hof niet onlogisch voorkomt, de factuur een andere en eerdere datering heeft dan het koopcontract ligt dan voor de hand.
2016024 900 kilo fosfaatrechten conform koopovereenkomst 26-08 eerste termijn’.
26 augustus 2016 en het betaalde bedrag is gelijk aan het factuurbedrag in de hiervoor vermelde factuur. Ook de omschrijving sluit aan bij die factuur. Dat in de omschrijving de datum 26 augustus 2016 wordt gekoppeld aan de overeenkomst en niet de op het koopcontract vermelde datum van 30 augustus 2016 hoeft, anders dan [appellant] meent, geen verbazing te wekken: de overeenkomst is immers al voor ondertekening van het koopcontract, waarin de
gemaakteafspraken worden bevestigd, gesloten en bovendien wordt op de factuur de datum 26 augustus 2016 genoemd. Er kan naar het oordeel van het hof geen enkel misverstand over bestaan dat de betaling betrekking heeft op de koopovereenkomst tussen Bouma en [appellant] en niet op een andere transactie tussen Poortman en [C] . Het zou al te toevallig zijn wanneer [C] en Poortman op 26 augustus 2016 een andere transactie hebben gesloten betreffende (precies) 900 kilo fosfaatrechten tegen (precies) een bedrag van € 102,50 exclusief btw per kilo, terwijl dan onverklaard blijft dat de betalingsomschrijving verwijst naar het nummer van de factuur die is verzonden ten behoeve van de overeenkomst tussen Bouma en [appellant] .
Het zou allemaal nog overtuigender zijn geweest - dat kan [appellant] worden toegegeven - wanneer Poortman ook een bankafschrift van Poortman zou hebben overgelegd, waaruit de bijschrijving van het bedrag van € 55.811,25 op haar rekening blijkt, maar omdat de op het transactieoverzicht vermelde gegevens over het rekeningnummer en de tenaamstelling van de tegenrekening er geen misverstand over laten bestaan dat aan Poortman is betaald, is dit transactieoverzicht al voldoende overtuigend.
Tekortschieten Poortman - algemeen4.18 Volgens [appellant] is Poortman tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. Voordat het hof ingaat op de door [appellant] gemaakte verwijten, is het zinvol in ter gaan op de rechtsverhouding tussen [appellant] en Poortman.
4.20 Als opdrachtnemer rusten op Poortman onder de meer de - algemene - verplichting om bij haar werkzaamheden de zorg van een goed lasthebber in acht te nemen (art. 7:401 BW) en de verplichting gevolg te geven aan tijdig gegeven en verantwoorde aanwijzingen over de uitvoering van de last (artikel 7:402 lid 1 BW). Die aanwijzingen kunnen overigens niet zonder instemming van Poortman de inhoud of omvang van de last wijzigen. Het gaat om aanwijzingen ter uitvoering van de last.
Verder rust op Poortman de verplichting [appellant] op de hoogte te houden van de verrichte werkzaamheden ter uitvoering van de last (artikel 7:403 lid 1 BW) en verantwoording aan hem te doen over de wijze waarop zij zich van de last heeft gekweten (artikel 7:403 lid 2 BW). Het doel van de inlichtingenplicht ligt in de waarborging van een gezonde communicatie tussen partijen en biedt [appellant] , als lastgever, ook de grondslag voor het geven van nadere aanwijzingen.
€ 90,-. Een voorafgaande instemmings- , of zelfs informatieplicht, staat op gespannen voet met de inhoud van die volmacht en vloeit ook niet dwingend voort uit artikel 7:403
4.29 [appellant] heeft Poortman ook verweten dat zij de reeds ontvangen eerste termijn van de koopsom niet begin 2017 aan hem heeft doorbetaald. Dit verwijt is ongegrond. Op grond van artikel 3.3 van de schriftelijk volmacht diende Poortman de door haar ontvangen verkoopprijs ‘na onherroepelijke registratie’ van de fosfaatrechten op naam van de koper aan [appellant] uit te betalen. Die registratie had begin 2017, vanwege het uitstel van de invoering van het fosfaatrechtstelsel, nog niet plaatsgevonden, zodat Poortman de eerste termijn toen ook nog niet hoefde door te betalen.
5.De beslissing
en doet in zoverre opnieuw recht als volgt: