ECLI:NL:GHARL:2021:3875
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verhuizing en belangenafweging in gezagskwesties tussen ouders
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, [de minderjarige1], over de verhuizing van de moeder naar [D] en de gevolgen daarvan voor de zorgregeling. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W. Geersen-Janssen, heeft in hoger beroep verzocht om toestemming voor de verhuizing, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. M. ter Brake, zich verzet tegen deze verhuizing. De rechtbank had eerder de verhuizing van de moeder verboden, en dit verbod is in hoger beroep door het hof bekrachtigd.
Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van het kind, [de minderjarige1], centraal gesteld. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is om samen met haar nieuwe partner een leven op te bouwen in [D]. Echter, het hof oordeelt dat de noodzaak van de verhuizing onvoldoende is aangetoond. De moeder heeft niet kunnen bewijzen dat zij niet in [A] of omgeving een woning kan huren of kopen, en de belangen van de vader en het kind om in dezelfde woonplaats te blijven zijn zwaarwegender. De verhuizing zou de betrokkenheid van de vader bij het leven van [de minderjarige1] ernstig kunnen beperken, wat niet in het belang van het kind is.
Het hof heeft ook de communicatie tussen de ouders meegewogen, die als problematisch wordt ervaren. De slechte onderlinge verstandhouding kan verder verslechteren door de afstand die een verhuizing met zich meebrengt. Het hof concludeert dat de belangen van [de minderjarige1] en de vader zwaarder wegen dan de persoonlijke wens van de moeder om te verhuizen. De huidige zorgregeling, die door de rechtbank is vastgesteld, blijft in stand, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.