ECLI:NL:GHARL:2021:3780

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.252.661
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling eenvoudige gemeenschappen met betrekking tot waarde woning, erfenissen en schenkingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van eenvoudige gemeenschappen. De appellant, de man, had in eerste aanleg als gedaagde in conventie en eiser in reconventie opgetreden, terwijl de geïntimeerde, de vrouw, als eiseres in conventie en verweerster in reconventie was. De zaak betrof een verzoek tot verbetering van een eerder eindarrest van het hof, gewezen op 17 november 2020. De man verzocht om correctie van een kennelijke schrijffout in de waardering van de woning, die ten onrechte op € 255.000,- was vastgesteld in plaats van € 225.000,-. Dit bedrag was gebaseerd op een eerder vonnis van de rechtbank van 26 april 2017. Daarnaast stelde de man dat er geen rekening was gehouden met de helft van de kosten van de deskundige die in mindering moesten komen op het door hem aan de vrouw te betalen bedrag.

De vrouw diende ook een verzoek in tot verbetering, met betrekking tot het aankoopbedrag van een auto, die volgens haar ten laste was gekomen van de door de man ontvangen erfenissen en schenkingen. Het hof oordeelde dat het verzoek van de man om verbetering van de schrijffout gegrond was en heeft dit verzoek toegewezen. Het verzoek van de vrouw werd echter afgewezen, omdat dit een inhoudelijke beoordeling vereiste die niet onder artikel 31 Rv viel. Het hof heeft de eerdere waardering van de woning gecorrigeerd en het bedrag dat de man aan de vrouw moest betalen, aangepast van € 25.265,83 naar € 9.993,61, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 maart 2019. Het arrest van 17 november 2020 bleef voor het overige in stand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van nauwkeurigheid in de vaststelling van waarden in huwelijkse voorwaarden en de noodzaak om verzoeken tot verbetering van kennelijke fouten zorgvuldig te beoordelen. Het hof heeft de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen, maar heeft uiteindelijk de verzoeken op basis van de juridische criteria beoordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.252.661
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 421582)

beslissing op verzoek ex artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. G.J.M. Gussenhoven te Zeist,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. C.J. van der Sloot te Woudenberg.
Het hof heeft in deze zaak op 17 november 2020 eindarrest gewezen.
Het hof heeft kennis genomen van een verzoek van mr. C. Waanders bij brief van
16 december 2020 namens de man om een kennelijke schrijffout/rekenfout te verbeteren. Het gaat daarbij om de door het hof opgenomen waarde van de woning en om de kosten van de deskundige.
In zijn verzoek stelt de man dat in het arrest van het hof onder rechtsoverweging 5.32 een resumé is gegeven, waarin de woning is opgenomen tegen een waarde van € 255.000,- terwijl dit moet zijn € 225.000,-. Dit laatste bedrag volgt uit het vonnis van de rechtbank van 26 april 2017, waarnaar het hof ook verwijst.
Verder is volgens de man in de berekening van het hof ten onrechte er geen rekening mee gehouden dat op het door de man aan de vrouw te betalen bedrag in mindering dient te komen de helft van de kosten van de deskundige ad € 272,25. Dit volgt uit rechtsoverweging 2.7.5 van het tussenvonnis van 28 maart 2018 en uit rechtsoverweging 2.5 en 2.6 van het eindvonnis van 3 oktober 2018. Hiertegen is door geen van partijen gegriefd.
Bij brief van mr. J.X.C. Peters van 28 december 2020 is namens de vrouw verklaard dat juist is hetgeen namens de man in het verzoek tot verbetering is gesteld, waarin het hof leest dat de vrouw geen bezwaar heeft tegen inwilliging van het verzoek van de man.
Op haar beurt heeft de vrouw ook verzocht een kennelijke schrijffout/rekenfout te verbeteren. Dit verzoek betreft het aankoopbedrag van [de auto1] , die volgens de vrouw ten laste is gekomen van de door de man ontvangen erfenissen en schenkingen. Zij verwijst daarbij naar de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie uit de eerste aanleg, waarin de man gesteld zou hebben dat hij [de auto1]
in februari 2014 heeft gekocht met geld uit de opbrengst van de woning van wijlen zijn moeder. Op het bedrag van € 131.201,81 aan schenkingen en erfenissen dient in mindering te worden gebracht het aankoopbedrag van € 5.259,70, omdat anders sprake zou zijn van een dubbeltelling. De vrouw zou anders via het totaalbedrag aan ontvangen schenkingen en erfenissen alsnog de gehele prijs voor [de auto1] voldoen, terwijl zij deze auto cadeau heeft gekregen van de man en [de auto1] op die grond buiten de verrekening dient te blijven.
Van de zijde van de man is op dit verzoek van de vrouw geen reactie gekomen.
Het hof is ten aanzien van het verzoek van de man van oordeel dat sprake is van een kennelijke schrijffout/rekenfout die zich voor eenvoudig herstel leent en wijst die verzoeken toe.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw is naar het oordeel van het hof geen sprake van een kennelijke schrijffout of rekenfout. Hetgeen de vrouw aanvoert vergt een inhoudelijke beoordeling en daarvoor leent zich artikel 31 Rv niet. Het criterium is of voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is en het moet voor partijen en derden kenbaar zijn waarin de fout is gelegen. Daarvan is ten aanzien van het verzoek van de vrouw geen sprake. Bovendien is in rechtsoverweging 5.14 van het arrest van het hof reeds overwogen dat de stelling van de vrouw die er op neerkomt dat alleen wat er resteert van erfstellingen en schenkingen - onmiddellijk of middellijk via zaaksvervanging - buiten de verrekening blijft, geen grond vindt in de huwelijkse voorwaarden.
Voor zover de vrouw heeft bedoeld haar verzoek te baseren op 32 Rv, slaagt ook dit niet. Er is immers niet verzuimd op een onderdeel van het gevorderde te beslissen.
Het hof bepaalt dat waar in het arrest van 17 november 2020 onder rechtsoverwegingen 5.32 en 5.33 staat:
‘5.32 Een en ander resulteert erin dat het te verrekenen vermogen van de vrouw nihil is en dat tot het te verrekenen vermogen van de man behoort (zie ook rechtsoverweging 4.35 in het vonnis van 26 april 2017):
+ de waarde van de woning € 255.000,-
- de hypotheekschulden € 85.774,51
+ de eerste spaargarantverzekering ( [nummer1] ) € 52.585,19
+ de tweede spaargarantverzekering € 10.320,36
+ [de auto2] € 1.800,-
+ de andere Renaults € 500,-
+ de helft van de verzameling miniatuurauto’s € 4.025,-
- de ontvangen erfenissen en schenkingen €131.201,81
totaal per saldo: € 107.254,23
5.32
Op grond van het verrekenbeding dient de man aan de vrouw de helft van deze waarde te voldoen, ofwel € 53.627,11. Op dit bedrag strekt in mindering een bedrag van
€ 28.361,26 (het equivalent van f 62.500,-) zoals voortvloeit uit de staat van aanbrengsten ten aanzien van de woning. Dit resulteert erin dat de man per saldo aan de vrouw dient te voldoen € 25.265,83.’
dit wordt gewijzigd in:
5.32
Een en ander resulteert erin dat het te verrekenen vermogen van de vrouw nihil is en dat tot het te verrekenen vermogen van de man behoort (zie ook rechtsoverweging 4.35 in het vonnis van 26 april 2017):
+ de waarde van de woning € 225.000,-
- de hypotheekschulden € 85.774,51
+ de eerste spaargarantverzekering ( [nummer1] ) € 52.585,19
+ de tweede spaargarantverzekering € 10.320,36
+ [de auto2] € 1.800,-
+ de andere Renaults € 500,-
+ de helft van de verzameling miniatuurauto’s € 4.025,-
- de ontvangen erfenissen en schenkingen €
131.201,81
totaal per saldo: € 77.254,23
5.32
Op grond van het verrekenbeding dient de man aan de vrouw de helft van deze waarde te voldoen, ofwel € 38.627,12. Op dit bedrag strekt in mindering een bedrag van
€ 28.361,26 (het equivalent van f 62.500,-) zoals voortvloeit uit de staat van aanbrengsten ten aanzien van de woning. Verder strekt op dit bedrag in mindering € 272,25 zijnde de door de vrouw te dragen helft van de kosten van de deskundige (zie rechtsoverweging 2.5 van het vonnis van 3 oktober 2018). Dit resulteert erin dat de man per saldo aan de vrouw dient te voldoen € 9.993,61.
en dat daar waar in het arrest van 17 november 2020 in het dictum staat:
‘7.2 veroordeelt de man om aan de vrouw ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te betalen € 25.265,83 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2019 tot aan de datum van algehele voldoening;’
dit wordt vervangen door:
7.2
veroordeelt de man om aan de vrouw ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te betalen € 9.993,61 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2019 tot aan de datum van algehele voldoening;
Deze verbetering wordt aangebracht op de minuut.
Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.U.M. van der Werff, R. Prakke-Nieuwenhuizen en
M.L. van der Bel en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
20 april 2021.