Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de contactregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders zijn in maart 2014 gescheiden en de kinderen wonen sindsdien bij de vader. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2020 aangevochten, waarin haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij haar te bepalen en om nader onderzoek naar contactherstel met [de minderjarige2] werd afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de belangen van de kinderen centraal stonden.
De moeder heeft haar grieven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] ter zitting ingetrokken, waardoor dit onderwerp niet verder werd besproken. Het hof heeft zich vervolgens gericht op de contactregeling tussen de moeder en [de minderjarige1]. De rechtbank had eerder bepaald dat [de minderjarige1] één keer per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de moeder verblijft. Het hof heeft deze regeling bevestigd, maar met de mogelijkheid voor [de minderjarige1] om zelf invulling te geven aan het contact, rekening houdend met zijn leeftijd en wensen.
Daarnaast heeft het hof de moeder in haar verzoek om [de minderjarige1] ook de helft van de vakanties bij zich te hebben, afgewezen, omdat dit onvoldoende gemotiveerd was. Wat betreft [de minderjarige2] heeft het hof, in lijn met het advies van de raad voor de kinderbescherming, geen aanleiding gezien om een nader onderzoek naar contactherstel te gelasten, gezien de wens van [de minderjarige2] om geen contact met de moeder te hebben. De beslissing van het hof is in het belang van de kinderen genomen, waarbij de noodzaak van een goede communicatie tussen de ouders ook werd benadrukt.