ECLI:NL:GHARL:2021:3739
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de nalatenschap van onroerende zaken in Indonesië
In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de vrouw en de man, alsook om de onroerende zaken die behoren tot de nalatenschap van de moeder van de man, die in Indonesië zijn gelegen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Overijssel betwist, waarin de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. De man, verweerder in hoger beroep, heeft in eerdere procedures opdrachten gekregen om informatie te verstrekken over de erfrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de vererving van onroerende zaken in Indonesië. Het hof heeft op 7 mei 2020 een tussenbeschikking gegeven en heeft de man opgedragen om verifieerbare stukken over te leggen die aantonen of zijn moeder ten tijde van haar overlijden in 2007 onroerende zaken in eigendom had. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder van de man op 24 oktober 2010 is overleden, wat de eerdere veronderstelling dat zij in 2007 was overleden, corrigeert. De man heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de onroerende zaken vóór het overlijden van zijn moeder zijn overgedragen aan zijn broer, waardoor deze niet meer tot de nalatenschap behoren. Het hof concludeert dat de man zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd en dat de vrouw geen recht heeft op enige vergoeding uit de nalatenschap van de ouders van de man. De grief van de vrouw faalt, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel voor wat betreft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elk van partijen de eigen kosten draagt.