ECLI:NL:GHARL:2021:3679

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
21-001066-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed van cannabis en morfine met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis en morfine, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een zitting op 1 april 2021 en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden. Het hof heeft dit vonnis vernietigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar, en heeft de ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden gehandhaafd. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en de rol als mantelzorger voor zijn moeder. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar het hof achtte het belangrijk dat hij zijn leven op orde heeft en niet opnieuw in de fout gaat. De beslissing is genomen met inachtneming van de verkeersveiligheid en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001066-20
Uitspraak d.d.: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 februari 2020 met parketnummer 96-269639-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.B.C.R. Heemskerk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter voornoemd heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 9 juli 2019 te [plaats] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten heroïne/morfine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol, 2,3 microgram THC per liter bloed, en 26 microgram morfine per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
2.
hij, op of omstreeks 9 juli 2019 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 9 juli 2019 te [plaats] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en morfine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof, 2,3 microgram THC per liter bloed en 26 microgram morfine per liter bloed bedroeg;
2.
hij op 9 juli 2019 te [plaats] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl hij cannabis en morfine had gebruikt. Verdachte wist dat hij ook zonder gebruik van voorgenoemde middelen geen voertuig mocht besturen, omdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het is algemeen bekend dat het deelnemen aan het verkeer na het gebruik van drugs de rijvaardigheid in ernstige mate kan beïnvloeden.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 2 maart 2021 – eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Door verdachte en zijn raadsman is ter zitting aangevoerd dat verdachte zijn leven nu goed op orde heeft. Verdachte heeft een hoveniersbedrijf en werkt als boomchirurg. Hij heeft een kring van vrienden om zich heen die hem voor de uitvoering van zijn werk chaufferen.
Verder is verdachte mantelzorger voor zijn 82-jarige moeder.
Het hof is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende afdoening is gelet op de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten en gelet hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Het hof acht het echter van belang voor zowel verdachte als de maatschappij dat de positieve ontwikkeling in verdachtes persoonlijke omstandigheden thans niet wordt doorbroken door het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Daarnaast heeft het hof de indruk bekomen dat verdachte het laakbare van zijn gedrag inziet en ervoor zal waken dat hij nogmaals de fout in gaat. De motivatie van verdachte om, samen met zijn omgeving, de door hem ingeslagen positieve weg vast te willen blijven houden, ziet het hof wel. Een forse stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf acht het hof wel noodzakelijk. Het hof zal daarom een gevangenisstraf opleggen van langere duur dan gevorderd door de officier van justitie, maar dan geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast is het, uit het oogpunt van verkeersveiligheid, noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 15 maanden wordt ontzegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 15 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.