ECLI:NL:GHARL:2021:3677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
21-003011-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor diefstal door middel van braak met gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor diefstal door middel van braak en heeft hoger beroep ingesteld tegen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden die hem was opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die na 2019 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van diverse goederen uit een fotozaak op 8 december 2017, waarbij hij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verkregen door middel van braak. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 425,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003011-19
Uitspraak d.d.: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 5 februari 2019 met parketnummer 16-234030-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter voornoemd heeft verdachte ter zake van diefstal door middel van braak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 425 euro te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2017 te [plaats]
- een zoomlens (merk: Kikou),
- een zoomlens (merk: Canon),
- een zoomlens (merk: Kikou),
- een zoomlens (merk: Canon),
- een zoomlens (merk: Sony),
- een zoomlens (merk: Canon),
- een macrolens (merk: Kikou),
- diverse occasion objectieven
- een groothoek voorzetlens en/of
- tele-voorzetlens,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen diverse goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 8 december 2017 te [plaats]
- een zoomlens
- een zoomlens,
- een zoomlens,
- een zoomlens ,
- een macrolens,
- diverse occasion objectieven
- een groothoek voorzetlens en
- tele-voorzetlens,
toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen diverse goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 8 december 2017 schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak van diverse goederen uit een fotozaak.
Met het plegen van het feit heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt. Die schade bestond niet alleen uit de gestolen goederen, maar ook uit de vernielde ruit en vitrine. De verdachte heeft door te handelen als bewezenverklaard, getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en niet voor de gevolgen van zijn handelen voor de eigenaar van de fotozaak.
Het hof weegt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin mee dat uit het strafblad van verdachte van 2 maart 2021 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor inbraken en daarvoor ook onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van eenzelfde strafbaar feit.
Ter terechtzitting is namens verdachte aangevoerd dat het feit is gepleegd in de tienerjaren van verdachte en dat het rustiger lijkt te gaan met verdachte.
Uit voornoemd uittreksel documentatie blijkt dat verdachte, behalve terzake van een aantal verkeersovertredingen, na 2019 niet meer met politie en justitie in aanraking geweest.
Het hof heeft met betrekking tot de op te leggen straf voorts in aanmerking genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (hierna: LOVS). Die oriëntatiepunten houden ten aanzien van inbraak in een bedrijfspand in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken in.
Het hof ziet in de, naar het zich laat aanzien, gewijzigde omstandigheden van verdachte echter reden om aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf zoals hierna te melden passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.025,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 425,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering inclusief de wettelijke rente zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 december 2017.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 15 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.