ECLI:NL:GHARL:2021:3670

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
21-002596-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden met geschorst rijbewijs en oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor het rijden met een geschorst rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. De verdachte had op 5 februari 2019, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs geschorst was, een motorrijtuig bestuurd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar wel voor andere strafbare feiten. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn verbeterde persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder het stoppen met middelengebruik en het opstarten van een eigen bedrijf. De advocaat-generaal heeft geen gevangenisstraf gevorderd, maar een taakstraf, wat het hof passend achtte. Het hof heeft de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 toegepast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002596-19
Uitspraak d.d.: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 april 2019 met parketnummer 96-029948-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.R. Logemann, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij het vonnis van 18 april 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2019 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [adres] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 februari 2019 te [plaats] , terwijl hij wist dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [adres] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl op dat moment de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst. Door zo te handelen heeft de verdachte er destijds blijk van gegeven de reden van die schorsing niet serieus te nemen en zich weinig gelegen te laten liggen aan regels die de veiligheid van ook andere verkeersdeelnemers betreffen.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2021 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Uit het uittreksel blijkt wel van onherroepelijke veroordelingen wegens andersoortige strafbare feiten.
Verdachte heeft ter zitting van het hof zijn persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht. Hij heeft aangevoerd dat zijn leven in positieve zin is veranderd sinds zijn huidige partner in zijn leven is gekomen. Zijn partner heeft verdachte ervan doordrongen dat zijn leven niet meer om hemzelf, maar om zijn gezin en de zorg om zijn gezin draait. Verdachte heeft zijn rijbewijs weer ontvangen, is gestopt met middelengebruik en komt afspraken met de reclassering en GGZ Friesland (inmiddels op vrijwillige basis) na omdat hij daar baat bij heeft. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een garagebedrijf en een cateringbedrijf is gestart en dat hij een groot deel van zijn schulden heeft afgelost.
De hierboven door verdachte geschetste persoonlijke omstandigheden vinden bevestiging in de inhoud van het door de raadsman overgelegde reclasseringsrapport van 23 maart 2021. De reclassering schat in dat een detentie kan resulteren in een onderbreking van de beschermende factoren, zoals het hebben van een dagbesteding en het volgen van ambulante behandeling, de motivatie van verdachte kan aantasten en de recidivekans kan doen verhogen, zo volgt eveneens uit genoemd rapport.
De advocaat-generaal heeft in het voorgaande aanleiding gezien om geen gevangenisstraf te vorderen, maar een taakstraf van 28 uren, te vervangen door 14 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof acht deze straf onder de hierboven weergegeven omstandigheden een passende bestraffing en zal deze aan verdachte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 15 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.