ECLI:NL:GHARL:2021:3639

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
21-004518-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens diefstal en rijden met ongeldig rijbewijs met verlenging van proeftijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die momenteel een ISD-maatregel ondergaat, is veroordeeld voor diefstal en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De feiten dateren van 5 augustus 2019, toen de verdachte samen met een ander een spelcomputer en een autoradio heeft gestolen uit een winkel. Daarnaast heeft hij op twee verschillende data een motorrijtuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken, met aftrek van het voorarrest. Tevens is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met een jaar verlengd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en de maatschappij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004518-19
Uitspraak d.d.: 14 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 augustus 2019 met parketnummer 18-920187-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-920274-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken en, met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging, tot verlenging van de proeftijd met een jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken en heeft een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijfenveertig dagen gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 augustus 2019, te [plaats1] , althans in de gemeente [gemeente1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel aan het [adres1] heeft weggenomen een spelcomputer (merk: Playstation) en/of een autoradio, merk: Caliber en/of een camera, merk: Foscom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2019, te [plaats1] , althans in de gemeente [gemeente1] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk: Seat, type: Ibiza), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2019, te [plaats2] , althans in de gemeente [gemeente2] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres3] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk: Peugeot, type: Partner), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 augustus 2019, te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan het [adres1] heeft weggenomen een spelcomputer (merk: Playstation)
en
hij op 5 augustus 2019, te [plaats1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan het [adres1] heeft weggenomen een autoradio, merk: Caliber,
telkens toebehorende aan [naam] ;
2.
hij op 5 augustus 2019, te [plaats1] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [adres2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk: Seat, type: Ibiza), van die categorie heeft bestuurd;
3.
hij op 14 juni 2019, te [plaats2] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [adres3] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk: Peugeot, type: Partner), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich zowel alleen als in vereniging schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat de samenleving en de betrokken winkeliers financiële schade en overlast berokkent. Verdachte heeft zich daarnaast tweemaal schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft daarmee een jegens hem genomen maatregel genegeerd, terwijl deze maatregel in het leven is geroepen om de verkeersveiligheid te beschermen.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte al vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor zowel gelijksoortige als voor andere strafbare feiten van diverse aard.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht weken passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 22 december 2017, onder parketnummer 18-920274-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat, in plaats van te gelasten dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf wordt tenuitvoergelegd, het hof de proeftijd zal verlengen met één jaar.
De raadsman heeft op de terechtzitting van het hof – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte, nadat de thans lopende ISD-maatregel is afgelopen, voldoende aan zijn hoofd heeft om zich in de maatschappij staande te houden. Een eventuele verlenging van de proeftijd zou alsdan een onnodige druk voor verdachte kunnen teweegbrengen.
Enerzijds staat vast dat verdachte thans de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde ISD-maatregel ondergaat. Verdachte wekt de indruk dat hij daaraan ten volle wil meewerken en dat hij het vaste voornemen heeft om zijn leven een positieve wending te willen geven.
Anderzijds staat ook vast dat verdachte met betrekking tot de onder parketnummer 18-920274-17 aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor het einde van de proeftijd de in deze strafzaak bewezenverklaarde strafbare feiten heeft gepleegd. In beginsel ligt daarom toewijzing van de initieel gevorderde tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel van een deel daarvan, in de rede.
Op grond van hetgeen omtrent verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en met name de omstandigheid dat verdachte thans de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ondergaat, zal het hof de bij voormeld vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar verlengen. Met een dergelijke afdoening van de vordering tot tenuitvoerlegging wordt in voldoende mate rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14f, 14h, 14i, 14j, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 december 2017, onder parketnummer 18-920274-17, met een termijn van 1 (één) jaar.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 14 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.