Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. G.R. Stoeten, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Op de terechtzitting in eerste aanleg verklaarde verdachte dat ze vanaf maart 2016 is begonnen met het wegnemen van kleine geldbedragen uit de kassa van haar werkgever, terwijl zij niet weet waarom ze dat deed. Zij verklaarde dat zij gedurende de ten laste gelegde periode in totaal ongeveer tweeduizend euro heeft weggenomen.
Over het jaar 2016 komt de verbalisant, rekening houdend met een beredeneerd bedrag aan regulier geboekte retouren, op een totaal weggenomen bedrag van € 11.780,10 (elfduizend zevenhonderdtachtig euro en tien cent).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het vereiste dat de schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit niet strikt moet worden uitgelegd. Zo komt het bij deze vraag niet alleen aan op de gedraging die in de bewezenverklaring als zodanig is verwoord, maar kan ook acht worden geslagen op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen die de schade hebben veroorzaakt. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat - gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte - de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 51f, eerste lid, Sv.”
uit de bewijsvoering blijkende gedragingen” in de onderhavige zaak geen opgeld doet en dit niet kan meewerken aan de vaststelling van het gestelde rechtstreekse verband. Het hof zal de benadeelde partij daarom in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze vordering ziet op door de benadeelde partij aan verdachte verweten gedragingen buiten de bewezen verklaarde periode van 1 januari 2016 tot en met 3 maart 2017. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 15.167,96 (vijftienduizend honderdzevenenzestig euro en zesennegentig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 15.167,96 (vijftienduizend honderdzevenenzestig euro en zesennegentig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
110 (honderdtien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.