ECLI:NL:GHARL:2021:3630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
21-002249-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk bezit van (meth)amfetamine met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1985 en verblijvende in de Oostvaarderskliniek, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 60.24 gram (meth)amfetamine op 8 augustus 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren gevorderd, wat het hof heeft overgenomen.

Tijdens de zitting op 31 maart 2021 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moest worden omdat de cautie te laat was gegeven, wat volgens hem een onherstelbaar vormverzuim zou zijn. Het hof oordeelde echter dat de verdachte toestemming had gegeven voor het doorzoeken van zijn auto, en dat er geen sprake was van een vormverzuim. Het hof achtte het bewijs wettig en overtuigend en verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder met justitie te maken gehad, maar zijn huidige behandeling in de Oostvaarderskliniek verliep naar tevredenheid. Gezien de ouderdom van het feit en de omstandigheden, vond het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren passend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002249-19
Uitspraak d.d.: 14 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 12 maart 2019 met parketnummer 08-190860-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende te 1336 ZL Almere, Carl Barksweg 3, zijnde een onderdeel van de Oostvaarderskliniek.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M. van Leussen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60.24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine, zijnde (meth)amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – kort weergegeven – aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De cautie is te laat gegeven. Dit is een onherstelbaar vormverzuim, waardoor het verkregen bewijs onrechtmatig is en dient te worden uitgesloten.
Oordeel van het hof
Uit het dossier blijkt dat verdachte desgevraagd toestemming heeft gegeven aan verbalisant [verbalisant] om in zijn auto te kijken. Het standpunt van de raadsman, dat door de verbalisant de cautie aan verdachte had moeten worden verleend vóórdat verbalisant aan verdachte toestemming vroeg om in zijn auto te kijken, vindt geen steun in de wet. In de gegeven situatie is aldus naar het oordeel van het hof geen sprake van een vormverzuim en daaruit voortvloeiende bewijsuitsluiting.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 augustus 2018 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60.24 gram van een materiaal bevattende (meth)amfetamine, zijnde (meth)amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bezit van harddrugs, waardoor hij opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien gaat het gebruik van harddrugs regelmatig gepaard met criminaliteit en (andere) overlast.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 maart 2021 blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Voorts blijkt dat in de zomer van 2020 een groot aantal zaken van verdachte onherroepelijk is afgedaan in één veroordeling, met pleegdata gelegen zowel voorafgaand als na de datum van het onderhavige feit. Het is niet duidelijk geworden waarom onderhavige zaak niet aan dat aantal is toegevoegd.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de huidige behandeling van verdachte in de Oostvaarderskliniek naar tevredenheid verloopt. Waar motivatie eerder ontbrak, is verdachte nu zelf gemotiveerd zijn behandeling af te maken, aldus de raadsman.
Gelet op het voorgaande, in combinatie met de ouderdom van het feit en hetgeen ter zitting verder naar voren is gekomen, acht het hof, evenals de advocaat-generaal, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren thans passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 14 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.