In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1985 en verblijvende in de Oostvaarderskliniek, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 60.24 gram (meth)amfetamine op 8 augustus 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren gevorderd, wat het hof heeft overgenomen.
Tijdens de zitting op 31 maart 2021 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moest worden omdat de cautie te laat was gegeven, wat volgens hem een onherstelbaar vormverzuim zou zijn. Het hof oordeelde echter dat de verdachte toestemming had gegeven voor het doorzoeken van zijn auto, en dat er geen sprake was van een vormverzuim. Het hof achtte het bewijs wettig en overtuigend en verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder met justitie te maken gehad, maar zijn huidige behandeling in de Oostvaarderskliniek verliep naar tevredenheid. Gezien de ouderdom van het feit en de omstandigheden, vond het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren passend.