Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het hoger beroep
€ 332
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], handelend onder de naam [A], tegen [geïntimeerde], die in eerste aanleg als eiser optrad. De zaak betreft de vraag of [geïntimeerde], die van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 in dienst was bij [appellant], recht heeft op niet betaalde overuren, extra vakantiegeld en niet uitbetaalde vakantie-uren. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [geïntimeerde] recht heeft op achterstallig salaris, vakantietoeslag en wettelijke verhogingen, en heeft [appellant] veroordeeld tot betaling van € 4.522,41 bruto aan [geïntimeerde].
In hoger beroep heeft [appellant] extra getuigenverklaringen overgelegd, maar het hof heeft geconcludeerd dat niet bewezen is dat [geïntimeerde] meer dan 26 uur per week heeft gewerkt, zoals hij stelde. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen tegen elkaar afgewogen en kwam tot de conclusie dat de kantonrechter niet onterecht had geoordeeld. De verklaringen van de getuigen gaven onvoldoende steun aan de stelling van [geïntimeerde] dat hij meer uren had gewerkt dan waarvoor hij was uitbetaald.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afgewezen. [geïntimeerde] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van beide instanties. De proceskosten zijn vastgesteld op een totaal van € 442,61 voor de procedure in hoger beroep en € 1.360 voor de procedure in eerste aanleg, inclusief getuigentaxen en salaris van de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 13 april 2021.