ECLI:NL:GHARL:2021:3504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
21-005519-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van medeplichtigheid aan hennepteelt met taakstraf en vrijspraak van primair tenlastegelegde

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977 en tijdelijk dakloos, was eerder vrijgesproken van diefstal van elektriciteit en (mede)plegen van hennepteelt. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van diefstal van elektriciteit niet-ontvankelijk verklaard, omdat hiertegen geen hoger beroep mogelijk is. Het hof heeft echter het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de medeplichtigheid aan hennepteelt, omdat het hof tot een andere strafoplegging kwam. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor zijn rol in de hennepkwekerij met 339 planten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de hennepteelt door de planten te verzorgen in ruil voor onderdak. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn financiële situatie inmiddels heeft verbeterd. Het hof heeft geen voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, in tegenstelling tot de eis van de advocaat-generaal.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005519-19
Uitspraak d.d.: 13 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 augustus 2019 met parketnummer 18-102542-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de eerste rechter, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Wormmeester, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 augustus 2019 (onder meer) vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze vrijspraak, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het hof zal verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij voornoemd vonnis vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde (mede)plegen van hennepteelt, alsook de onder 2 tenlastegelegde diefstal van elektriciteit. Verdachte is veroordeeld ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan hennepteelt tot een gevangenisstraf van één maand. Daarnaast is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 12 december 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 339, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 12 december 2017 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 339, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 12 december 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de planten voeding en/of water te geven (in ruil voor onderdak).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 12 december 2017 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 339 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 12 december 2017 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest, door de planten voeding en water te geven (in ruil voor onderdak).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt. In ruil voor onderdak heeft verdachte – die in die periode tijdelijk dakloos was – geholpen bij het verzorgen van de hennepplanten in die woning. Het betrof een hennepkwekerij van in totaal 339 hennepplanten.
Door zijn handelen heeft verdachte de productie van hennep mede mogelijk gemaakt. De teelt van hennep is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid onaanvaardbaar, maar ook omdat met de handel ervan grote winsten worden gemaakt buiten de legale economie. Het gevolg hiervan is dat hennepteelt allerlei vormen van criminaliteit genereert of bestendigt.
De rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij een hennepkwekerij met tussen de honderd en vijfhonderd hennepplanten behelzen als uitgangspunt bij first offenders oplegging van een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Dit oriëntatiepunt gaat uit van (mede)plegers.
Bij het bepalen van de straf heeft hof ook gelet op het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 15 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van delicten, waaronder ook één keer een andere overtreding van de Opiumwet. Gelet op de ouderdom van deze veroordelingen wegen deze slechts in beperkte mate in het nadeel van verdachte mee.
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte zijn financiële situatie inmiddels beter op orde heeft, waarbij hij verwacht over enige tijd weer te kunnen beschikken over zijn gehele salaris, zonder loonbeslagen. Ook verblijft hij al ruim drie jaar in een woning van een vriend.
Alles afwegend, ook gelet op de ouderdom van het feit, acht het hof de oplegging van een taakstraf van zestig uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden. Niet kan worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit. Gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof – anders dan geëist – naast de taakstraf geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 13 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.