ECLI:NL:GHARL:2021:3440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
21-005846-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, terwijl hij zich bewust was van de ongeldigverklaring. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 6 november 2019. Tijdens de zitting op 29 maart 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken eiste. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen op zijn naam staan, waaronder voor soortgelijke feiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 juli 2019 op een scooter reed, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de ongeldigverklaring met betrekking tot het rijden op een scooter, maar het hof verwierp dit verweer. De bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van verbalisanten, gaven voldoende grond om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid heeft gelast. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005846-19
Uitspraak d.d.: 12 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 november 2019 met parketnummer 96-197404-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-244703-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-244703-16 toe te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. U. van Ophoven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Voorts heeft de politierechter met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-244703-16 de proeftijd met één jaar verlengd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2019 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres1] , als bestuurder een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs mede betrekking had op het rijden met een scooter.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Blijkens het relaas van verbalisant [verbalisant1] in het ‘proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding’ d.d. 11 juli 2019 heeft verdachte verklaard dat hij geen rijbewijs heeft en weet dat hij niet op een scooter mag rijden. Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, ook voor wat betreft de categorie AM. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 juli 2019 te [plaats] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres1] , als bestuurder een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), van die categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 11 juli 2019 op de openbare weg op een scooter gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft met zijn handelen een besluit van het CBR met betrekking tot zijn rijbevoegdheid genegeerd en heeft het gezag van dat besluit ondermijnd. De verdachte heeft daarnaast het belang van de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, geschaad.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2021 volgt dat verdachte meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder ook ter zake van artikel 9 van de Wegenverkeerswet. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Hij trekt zich klaarblijkelijk weinig aan van de eerdere straffen die hem voor soortgelijke feiten zijn opgelegd.
Alles afwegend acht het hof – evenals de advocaat-generaal – oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 16 november 2017 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, parketnummer 96-244703-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 november 2017, parketnummer 96-244703-16, te weten van een ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 12 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.