Uitspraak
[betrokkene] ,
€ 550,00 +
€ 12.622,66 (twaalfduizend zeshonderdtweeëntwintig euro en zesenzestig cent).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord Nederland, zittingsplaats Assen, die op 2 oktober 2020 was verzonden. De appellant, die in een strafzaak was betrokken, had verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand, die hij had gemaakt ten gevolge van de strafzaak. De totale kosten die de appellant vorderde, bedroegen € 12.622,66, waarvan € 11.792,66 voor rechtsbijstand en € 280,00 voor de indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank. De rechtbank had eerder een vergoeding van € 9.181,17 toegekend, maar de appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank het verzoek niet in openbare raadkamer heeft behandeld, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de vernietiging van de beschikking van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand niet onredelijk hoog waren en dat de appellant vrij was in de keuze van zijn advocaat. De kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift werden ook toegewezen, met inachtneming van de geldende uitgangspunten. Uiteindelijk heeft het hof de appellant een vergoeding van € 12.622,66 toegekend, ten laste van de Staat, en het verzoek om meer of anders te vergoeden afgewezen.