ECLI:NL:GHARL:2021:3437

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
001321-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord Nederland, zittingsplaats Assen, die op 2 oktober 2020 was verzonden. De appellant, die in een strafzaak was betrokken, had verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand, die hij had gemaakt ten gevolge van de strafzaak. De totale kosten die de appellant vorderde, bedroegen € 12.622,66, waarvan € 11.792,66 voor rechtsbijstand en € 280,00 voor de indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank. De rechtbank had eerder een vergoeding van € 9.181,17 toegekend, maar de appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank het verzoek niet in openbare raadkamer heeft behandeld, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de vernietiging van de beschikking van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand niet onredelijk hoog waren en dat de appellant vrij was in de keuze van zijn advocaat. De kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift werden ook toegewezen, met inachtneming van de geldende uitgangspunten. Uiteindelijk heeft het hof de appellant een vergoeding van € 12.622,66 toegekend, ten laste van de Staat, en het verzoek om meer of anders te vergoeden afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
AV-nummer: 1321-20
Parketnummer eerste aanleg: 18-055220-19
Uitspraak d.d.: 31 maart 2021
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de niet gedateerde beschikking van de rechtbank Noord Nederland, zittingsplaats Assen, verzonden op 2 oktober 2020, op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. S.T. van Berge Henegouwen, [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen appellant.
Procesgang
Bij een op 30 december 2019 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft appellant gevraagd om vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten van rechtsbijstand van
€ 11.792,66 in een strafzaak tegen verzoeker, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven en om een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft bij voormelde beschikking verzoeker een vergoeding toegekend van
€ 9181,17, waarvan € 8.901,17 betrekking heeft op de kosten van rechtsbijstand.
Door of namens appellant is hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
Het hoger beroep is door het hof in raadkamer op 17 maart 2021 in het openbaar behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en namens appellant mr. Van Berge Henegouwen, voornoemd.
De beschikking van de rechtbank
Het op 30 december 2020 bij de rechtbank ingekomen verzoekschrift diende op grond van de artikelen 530, vierde lid, Sv juncto artikel 529, derde lid Sv te worden behandeld in openbare raadkamer. Uit de bestreden beschikking van de rechtbank blijkt niet dat het verzoek behandeld is in openbare raadkamer. Ook anderszins blijkt niet uit het dossier dat het verzoek in openbare raadkamer is behandeld. Gelet hierop stelt het hof vast dat de rechtbank op het verzoek heeft beslist zonder de voorgeschreven behandeling in openbare raadkamer. Dat brengt mee dat de artikelen 530, vierde lid, Sv juncto artikel 529, derde lid Sv zijn geschonden. Het hof zal de beschikking van de rechtbank reeds daarom vernietigen.
Beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is -voor zover hier van belang- het navolgende gebleken:
- Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord Nederland, zittingsplaats Assen, van 13 december 2019, parketnummer 18-055220-19, is de strafzaak tegen appellant geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
- Appellant heeft in het verzoekschrift aangevoerd dat hij ten gevolge van de strafzaak kosten heeft gemaakt, te weten: € 11.792,66 voor rechtsbijstand, en voorts dat hij kosten heeft gemaakt voor de indiening van onderhavig verzoekschrift.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de door appellant gestelde kosten van de rechtsbijstand niet onredelijk hoog zijn. Voor een beperking van de vergoeding voor de reistijd van de advocaat om reden dat verzoeker een advocaat had kunnen zoeken die dichterbij de rechtbank waar de zaak is behandeld is gevestigd, zoals de rechtbank heeft gedaan, bestaat geen aanleiding. Verzoeker is vrij in de keuze van een advocaat. Het hof kan ook de advocaat-generaal niet volgen in zijn standpunt dat minder reistijd van de advocaat voor vergoeding in aanmerking komt om reden dat de advocaat ook telefonisch had kunnen overleggen met verzoeker toen deze gedetineerd was. Het is aan de advocaat om te bepalen op welke wijze hij rechtsbijstand verleent. Dit uitgangspunt brengt mee dat de daarmee gemoeide kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is slechts anders indien moet worden geoordeeld dat kosten zijn gemaakt die redelijkerwijs niet noodzakelijk zijn geweest. Daarvan is hier geen sprake. De kosten voor rechtsbijstand zullen worden toegewezen zoals verzocht.
De kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift zullen worden toegewezen overeenkomstig de ter zake geldende uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 280,- voor de indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg en € 550,- voor de indiening en behandeling in hoger beroep. De in de nieuwe uitgangspunten genoemde hogere bedragen gelden eerst voor verzoekschriften die na 1 maart 2021 zijn ingediend.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker de navolgende vergoeding toe te kennen:
- kosten rechtsbijstand € 11.792,66
- kosten indienen verzoek rechtbank € 280,00
- kosten indienen en behandeling verzoek hof
€ 550,00 +
totaal € 12.622,66.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep;
Kent aan verzoeker [betrokkene] toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 12.622,66 (twaalfduizend zeshonderdtweeëntwintig euro en zesenzestig cent).
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van Stichting Derdengelden Van Berge Henegouwen, onder vermelding van ‘ [betrokkene] ’.
Aldus gegeven door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.P.G.A. Arntz, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 31 maart 2021 ter openbare zitting uitgesproken.