ECLI:NL:GHARL:2021:3435
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding ex artikel 530 Sv in verband met schorsing van de vervolging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten in een strafzaak tegen verzoeker. Verzoeker, geboren in 1959, heeft zijn verzoek ingediend via zijn advocaat mr. M.J. Blokzijl. Het hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 17 maart 2021, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker zijn gehoord.
De kern van het verzoek betreft de vraag of de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd in de zin van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof heeft eerder, op 24 september 2020, de vervolging van verzoeker geschorst op basis van een reclasseringsrapport waaruit bleek dat verzoeker lijdt aan een psychische stoornis. Het hof oordeelt dat de schorsing van de vervolging niet betekent dat de zaak is geëindigd, omdat het openbaar ministerie de vervolging kan hervatten zodra de omstandigheden veranderen.
Het hof concludeert dat verzoeker niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de strafzaak nog steeds openstaat. De beslissing van het hof is dat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek om vergoeding. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en raadsheren in aanwezigheid van de griffier en is op 31 maart 2021 ter openbare zitting uitgesproken.