Uitspraak
[betrokkene] ,
€ 550,00 +
€ 4.611,49 (vierduizend zeshonderdelf euro en negenenveertig cent).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om vergoeding van kosten ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1988 en wonende te [woonplaats], heeft verzocht om vergoeding van gemaakte kosten in een strafzaak, waaronder kosten voor de raadsman en reiskosten. De advocaat-generaal had voorafgaand aan de behandeling in raadkamer schriftelijk ingestemd met de inwilliging van het verzoek, maar het hof oordeelde dat dit geen reden was om de kosten van de behandeling in raadkamer niet te vergoeden. Het hof overwoog dat de advocaat van verzoeker in raadkamer aanwezig was om het verzoek toe te lichten, wat de noodzaak van de vergoeding onderstreepte. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een totaalbedrag van € 4.611,49 toe te kennen aan verzoeker, ten laste van de Staat. De griffier werd opgedragen om dit bedrag over te maken op de rekening van de stichting beheer derdengelden, onder vermelding van verzoeker. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.