ECLI:NL:GHARL:2021:3410
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing naar rechtbank Midden-Nederland wegens schending van procesorde en onvoldoende waarborging aanwezigheidsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 juni 2020. De raadsman van de verdachte voerde een preliminair verweer aan, stellende dat de wettelijke dagvaardingstermijn in eerste aanleg niet in acht was genomen. De dagvaarding was slechts een halve dag voor de terechtzitting in eerste aanleg betekend, wat volgens de raadsman leidde tot een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2021 en het proces-verbaal van de eerdere zitting in eerste aanleg bestudeerd. Het hof concludeerde dat de mogelijkheid voor de verdachte om zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen onvoldoende was gewaarborgd door de korte betekeningstermijn. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte verstek had verleend en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling. Het hof vernietigde het vonnis en wees de zaak terug naar de rechtbank, zodat recht gedaan kan worden met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke procesorde.