Uitspraak
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1984, die verblijft in de penitentiaire inrichting Almelo. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Gelderland van 18 november 2020 vernietigd, waarin was bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van de vordering van de officier van justitie van 6 oktober 2020, omdat in een gelijktijdig behandelde zaak al was besloten tot verpleging van de terbeschikkinggestelde.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, mr. A. Winters, stelden dat de beslissing van de rechtbank vernietigd moest worden en dat de vordering tot verpleging van overheidswege afgewezen diende te worden. Zij voerden aan dat verpleging te ingrijpend en disproportioneel was, en dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de veiligheid van anderen in het geding was. De advocaat-generaal, mr. V. Smink, pleitte voor bekrachtiging van de beslissing van de rechtbank, maar het hof oordeelde dat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet meer aan de orde was.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in de vordering. De uitspraak werd gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter mr. M. Keppels en de raadsheren mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en A.B.A.P.M. Ficq, met de raden dr. R.A. Graaff en drs. R.J.A. van Helvoirt, en griffier mr. F.A.A.M. van der Veen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 april 2021.