ECLI:NL:GHARL:2021:3359

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
21-002695-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een gewelddadige woningoverval met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1999, was betrokken bij een gewelddadige woningoverval die plaatsvond op 16 april 2017 in [plaats1]. Tijdens deze overval heeft de verdachte samen met anderen de bewoners van de woning bedreigd en mishandeld, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan een van de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 68 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere bewijsbeslissing is gekomen. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. Het hof heeft ook rekening gehouden met de impact van de overval op de slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte is als volledig toerekeningsvatbaar beoordeeld, ondanks een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De straf is gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002695-18
Uitspraak d.d.: 8 april 2021
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 april 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met de parketnummers 16-659509-17 en 16-659549-17, inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het gerechtshof van 29 oktober 2018, 19 november 2019 en 25 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest;
  • de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen geheel zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen;
  • de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen, in die zin dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van vijf jaren niet zal begeven in [plaats1] .
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P. Vroegh, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, alsmede hetgeen door en namens de benadeelde partijen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest;
  • de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels toegewezen, de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
  • de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof op onderdelen tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer
16-659509-17- na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te [plaats1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer horloge(s) en/of één of meer contant(e) geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een Tech 21 en/of één of meer (auto)sleutel(s) en/of een mobiele telefoon (merk Iphone) en/of één of meer (pin)pas(sen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde partij1] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen bij/om zijn nek, in elk geval aan het lichaam, en/of (vervolgens) een hand voor de mond van voornoemde [benadeelde partij1] heeft/hebben gedaan en/of
- ( hierbij) op voornoemde [benadeelde partij1] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of getoond en/of voorgehouden en/of
- ( vervolgens) daarbij heeft/hebben geroepen dat hij, voornoemde [benadeelde partij1] , de voordeur open moest doen en/of door moest lopen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij1] naar binnen heeft/hebben geduwd en/of
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij1] eenmaal of meermalen heeft/hebben geschopt en/of getrapt tegen het been, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde partij1] en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij3] eenmaal of meermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of met de hand(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op het hoofd en/of in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde partij3] en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij2] heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij2] eenmaal of meermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een ploertendoder, althans een uitschuifbare staaf, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, en/of met de hand(en) vuist(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd en/of op de handen en/of op/tegen de knie en/of op/tegen de arm, in elk geval tegen lichaam van voornoemde [benadeelde partij2] ,
zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij2] , te weten een gescheurde bicepspees, althans armletsel, ten gevolge heeft gehad, en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en/of voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij2] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gedwongen één of meer (bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s) af te geven en/of
- ( vervolgens) de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] heeft/hebben dichtgeplakt met duct tape;
en/of
hij op of omstreeks 16 april 2017 te [plaats1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of één of meer (bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij2] eenmaal of meermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een
ploertendoder, althans een uitschuifbare staaf, in elk geval een hard en/of
zwaar voorwerp, en/of met de hand(en)/vuist(en) heeft/hebben geslagen en/of
gestompt op/tegen het hoofd en/of op de handen en/of op/tegen de knie en/of
op/tegen de arm, in elk geval tegen lichaam, van [benadeelde partij2] , zulks terwijl
het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij2] , te
weten een gescheurde bicepspees, althans armletsel, ten gevolge heeft
gehad en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en/of voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij2] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben gedwongen één of meer (bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s) af te geven en/of
- ( vervolgens) de mond van voornoemde [benadeelde partij2] heeft/hebben dichtgeplakt met duct tape.
2.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te [plaats1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- voornoemde [benadeelde partij1] vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) voornoemde [benadeelde partij1] en/of voornoemde [benadeelde partij1] geduwd naar de slaapkamer en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij2] vastgebonden met tie-wraps en/of
- de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] dichtgeplakt met duct tape.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer
16-659549-17ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2017 tot en met 18 april 2017, te [plaats2] , althans in Nederland, een of meer goederen, te weten onder meer een PDA en/of een of meer horloges, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het gerechtshof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.

Vrijspraak van heling

Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 16-659549-17 aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het gerechtshof grondt deze beslissing op het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2019 ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan heling. Hij heeft verklaard dat hij niets weet van de spullen die in de garagebox in de woning van zijn ouders zijn aangetroffen, in een tas met daarop zijn voor- en achternaam. Hij heeft voorts verklaard dat hij niet weet hoe die spullen daar zijn gekomen.
De doorzoeking op 19 april 2017 van de woning van (de ouders van) de verdachte vond plaats in het kader van een onderzoek van de politie naar de jongere broer van de verdachte, die werd verdacht van het plegen van inbraken.
Redengevende feiten en/of omstandigheden, op grond waarvan vastgesteld kan worden dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde PDA en horloges heeft verworven of voorhanden heeft gehad, ontbreken. De enkele omstandigheid dat die voorwerpen zijn aangetroffen onder de omstandigheden zoals daarvan blijkt uit het politieonderzoek - zoals genoemd in de zojuist weergegeven verklaring van de verdachte - is onvoldoende om vast te stellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van genoemde voorwerpen op de genoemde locatie.
Dit dient te leiden tot vrijspraak.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met het parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 16 april 2017 te [plaats1] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, contant geld, sieraden, een Tech 21, autosleutels en pinpassen, toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en zijn mededaders
- voornoemde [benadeelde partij1] hebben vastgepakt en vastgegrepen bij zijn nek en vervolgens een hand voor de mond van voornoemde [benadeelde partij1] hebben gedaan en
- op voornoemde [benadeelde partij1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht en getoond en voorgehouden en
- vervolgens hebben geroepen dat hij, voornoemde [benadeelde partij1] , de voordeur open moest doen en door moest lopen en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] naar binnen hebben geduwd en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] hebben vastgepakt en vastgehouden en vervolgens hebben vastgebonden met tie-wraps en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] meermalen hebben geschopt tegen het been en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij3] meermalen met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met de hand(en) hebben geslagen en gestompt op het hoofd en in het gezicht en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij3] en [benadeelde partij2] hebben vastgebonden met tie-wraps en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij2] meermalen met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een uitschuifbare staaf en met de hand(en)/vuist(en) hebben geslagen en gestompt tegen het hoofd en op de handen en tegen de knie en tegen de arm,
zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij2] , te weten een gescheurde bicepspees, ten gevolge heeft gehad, en
- vervolgens tegen voornoemde [benadeelde partij2] hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en/of voornoemde [benadeelde partij2] hebben gedwongen de kluis te openen en
- vervolgens daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gehouden en getoond en
- vervolgens de monden van voornoemde [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] hebben dichtgeplakt met duct tape;
en
hij op 16 april 2017 te [plaats1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en bankpasjes en de daarbij behorende codes, toebehorende aan [benadeelde partij2] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- voornoemde [benadeelde partij2] hebben vastgebonden met tie-wraps en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij2] meermalen met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een uitschuifbare staaf en met de hand(en)/vuist(en) hebben geslagen en gestompt tegen het hoofd en op de handen en tegen de knie en tegen de arm, zulks terwijl
het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij2] , te
weten een gescheurde bicepspees ten gevolge heeft gehad en
- vervolgens tegen voornoemde [benadeelde partij2] hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en voornoemde [benadeelde partij2] hebben gedwongen de kluis te openen en
- vervolgens daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gehouden en getoond en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij2] hebben gedwongen bankpasjes en de daarbij behorende codes af te geven en
- vervolgens de mond van voornoemde [benadeelde partij2] hebben dichtgeplakt met duct tape.
2.
hij op 16 april 2017 te [plaats1] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- voornoemde [benadeelde partij1] vastgepakt en vastgehouden en vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] en voornoemde [benadeelde partij3] geduwd naar de slaapkamer en
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij1] en [benadeelde partij3] en [benadeelde partij2] vastgebonden met tie-wraps en
- de monden van voornoemde [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] dichtgeplakt met duct tape.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in de zaak met het parketnummer 16-659509-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Het in de zaak met het parketnummer 16-659509-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de persoon van de verdachte is een (aanvullend) rapport van
13 mei 2019 opgemaakt door drs. M. Hulshof, GZ-psycholoog, en drs. G.B.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, beiden verbonden aan het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, met als conclusies:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken; daarnaast is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel met vooral een zwak perceptueel redeneervermogen. Deze gebrekkige ontwikkeling was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, gezien het structurele karakter ervan, maar dit speelde geen rol in het ten laste gelegde; er is geen sprake van een verminderde keuzevrijheid in handelen. Betrokkene is volledig toerekeningsvatbaar.
Het gerechtshof onderschrijft deze conclusies en neemt deze over.
De verdachte is derhalve strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten en de omstandigheden waaronder die strafbare feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten aanzien van de ernst van de bewezen verklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • het gegeven dat door de bewezen verklaarde gewelddadige overval in een woning en de daarmee gepaard gaande diefstal, afpersing en vrijheidsberoving niet alleen financiële schade, maar ook grote angst, ernstige overlast en ernstig letsel is veroorzaakt bij (een van) de gedupeerde bewoners.
Naar algemeen bekend is, kunnen met name de slachtoffers van een woningoverval hiervan lang nadelige gevolgen ondervinden, nu zij zich in een voor hun vertrouwde omgeving niet langer veilig kunnen wanen. Dit heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan bij de gedupeerden van deze gewelddadige woningoverval, zoals blijkt uit de door [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] ter zitting van het hof voorgelezen slachtofferverklaringen.
Ook in de omgeving kan een dergelijke woningoverval een grote impact hebben;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven en heeft gehandeld zonder enig respect voor het welzijn en het eigendomsrecht van een ander;
  • de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Ter zake van het misdrijf van een gewelddadige overval in een woning kan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren worden opgelegd. Als straf vermeerderende en/of straf verminderende factoren kunnen daarbij in de beschouwing worden betrokken:
- kwetsbare slachtoffers;
- omvang schade;
- (aard en ernst) letsel;
- samenwerkingsverband;
- professionele werkwijze;
- recidive;
- soort wapen/voorwerp.
Met uitzondering van de recidive hebben alle hierboven genoemde wegingsfactoren, waarvan met name het buitensporige geweld dat is gebruikt en het ernstige letsel dat is veroorzaakt, in de visie van het gerechtshof een strafverzwarende uitwerking.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2021 niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict. Wèl is hij veroordeeld voor het medeplegen van een inbraak, welke veroordeling onherroepelijk is;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Beide laatstgenoemde factoren matigen naar het oordeel van het gerechtshof de eerder genoemde strafverzwarende omstandigheden enigszins.
Het gerechtshof heeft ten slotte voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof de oplegging van de door de raadsvrouw bepleite gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest, aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Voor de door de advocaat-generaal gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel ontbreekt naar het oordeel van het gerechtshof de juridische basis. Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier kan naar het oordeel van het gerechtshof niet concreet vastgesteld worden dat voldaan is aan de basisvoorwaarde van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat de beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van strafbare feiten de oplegging van de maatregel thans rechtvaardigt.
Alles afwegend acht het gerechtshof het in beginsel passend en noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van tweeënzeventig maanden (zes jaren), met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
In deze strafzaak heeft zich echter een overschrijding van de redelijke termijn voorgedaan in de fase van het hoger beroep. Deze strafzaak wordt pas twee jaren en elf maanden nadat hoger beroep is ingesteld afgerond, zonder dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die deze overschrijding rechtvaardigen. De verdachte bevindt zich in detentie, zodat het hoger beroep in beginsel binnen zestien maanden dient te hebben geleid tot een einduitspraak van het gerechtshof. Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn in de fase van de behandeling van het hoger beroep, ziet het gerechtshof aanleiding de gevangenisstraf voor de duur van tweeënzeventig maanden, die het gerechtshof voornemens was op te leggen, te matigen tot achtenzestig maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Het gerechtshof is van oordeel dat deze straf passend en geboden is en recht doet aan de ernst van de misdrijven.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 390,- en immateriële schade ten bedrage van € 10.000,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen.
Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, waarvan met name de onderbouwing van de immateriële schade door en namens de benadeelde partij, is het gerechtshof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer
16-659509-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 290,- ter zake van materiële schade en € 10.000,- ter zake van immateriële schade. Deze schade is niet betwist.
De verdachte is (samen met zijn mededaders) tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor het overige is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan deze benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 329.627,41 en immateriële schade ten bedrage van € 20.000,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen.
Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, waarvan met name de onderbouwing van de immateriële schade door en namens de benadeelde partij, is het gerechtshof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer
16-659509-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 286.761,50 ter zake van materiële schade (te weten de posten verlies eigen risico zorgverzekering ad € 685,-, psychische begeleiding ad
€ 115,-, waarde geroofd geld ad € 1.500,-, kosten opstellen rapport Van der Eijk ad
€ 3.690,50, verlies arbeidsvermogen ad € 270.621,-, beveiligingskosten tot een bedrag van
€ 10.000,- en reiskosten ad € 150,-), alsmede € 20.000,- ter zake van immateriële schade.
De verdachte is (samen met zijn mededaders) tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor het overige is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan deze benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 4.706,43 en immateriële schade ten bedrage van € 20.000,-. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen. Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, waarvan met name de onderbouwing van de immateriële schade door en namens de benadeelde partij, is het gerechtshof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer
16-659509-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.706,43 ter zake van materiële schade en
€ 20.000,- ter zake van immateriële schade. De verdachte is (samen met zijn mededaders) tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659549-17 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
68 (achtenzestig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.290,00 (tienduizend tweehonderdnegentig euro) bestaande uit
€ 290,00 (tweehonderdnegentig euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.290,00 (tienduizend tweehonderdnegentig euro) bestaande uit € 290,00 (tweehonderdnegentig euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 april 2017.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 306.761,50 (driehonderdzesduizend zevenhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) bestaande uit € 286.761,50 (tweehonderdzesentachtigduizend zevenhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 306.761,50 (driehonderdzesduizend zevenhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) bestaande uit
€ 286.761,50 (tweehonderdzesentachtigduizend zevenhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 324 (driehonderdvierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 april 2017.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 24.706,43 (vierentwintigduizend zevenhonderdzes euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 4.706,43 (vierduizend zevenhonderdzes euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659509-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 24.706,43 (vierentwintigduizend zevenhonderdzes euro en drieënveertig cent) bestaande uit
€ 4.706,43 (vierduizend zevenhonderdzes euro en drieënveertig cent) materiële schade en
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 april 2017.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 8 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.