In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, was in eerste aanleg veroordeeld voor winkeldiefstal en bedreiging met geweld. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij de bedreigende woorden had geuit of een mes had getoond. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet eenduidig waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd.
Wat betreft de winkeldiefstal, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte op 9 november 2017 goederen had weggenomen uit een winkel, waaronder een vogelhuisje en kerstverlichting, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de berechting in hoger beroep was overschreden, maar heeft geen strafvermindering toegepast vanwege de geringe hoogte van de op te leggen straf. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld of het bewezenverklaarde feit was gepleegd voor het einde van de proeftijd.