In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 15 april 2019. De verdachte, geboren in 1998 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor de vrijspraak van de rechtbank met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de bewezenverklaring van het onder 3 primair tenlastegelegde feit, openlijk geweld in vereniging, bevestigd en de strafoplegging van de rechtbank vernietigd. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 120 uren opgelegd. Het hof heeft echter, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, de taakstraf verlaagd naar 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet in behandeling genomen, omdat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor de feiten waar de vordering op was gebaseerd. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.