ECLI:NL:GHARL:2021:3196

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
21-002689-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens straatroof met geweld en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor een straatroof die plaatsvond op 23 januari 2012 in Drachten. De verdachte heeft in de tussenliggende periode een langdurige gevangenisstraf in de Verenigde Staten ondergaan en is na zijn terugkeer naar Nederland bezig zijn leven weer op te bouwen. Het hof legt een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 226 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, is toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn positieve ontwikkeling na zijn terugkeer naar Nederland en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als diefstal met geweld is gekwalificeerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002689-19
Uitspraak d.d.: 2 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2013 met parketnummer 17-880033-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdzeventig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan tweehonderdzesentwintig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf voor de duur van honderdvijftig uren subsidiair vijfenzeventig dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde daarnaast integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank veroordeelde verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, wees de vordering van de benadeelde partij toe en legde een schadevergoedingsmaatregel op.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 23 januari 2012 te [plaats1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , op de openbare weg, het [adres] , in elk geval op een openbare weg, aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende (onder meer) een ID-kaart en/of een bankpas en/of een casinopas en/of (ongeveer) 950 euro, althans een hoeveelhe(i)d(en) geld), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [benadeelde partij] (plotseling en/of onverhoeds) van achteren (met een arm) om de hals/nek heeft vastgegrepen en/of heeft vastgehouden en/of die [benadeelde partij] (vervolgens) (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "Hier de geld" en/of "Opschieten", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 23 januari 2012 te [plaats1] , in de gemeente [gemeente] , op de openbare weg, het [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende (onder meer) een ID-kaart en een bankpas en een casinopas en (ongeveer) 950 euro, alles toebehorende aan [benadeelde partij] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte die [benadeelde partij] plotseling en onverhoeds van achteren met een arm om de hals/nek heeft vastgegrepen en heeft vastgehouden en die [benadeelde partij] vervolgens daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Hier de geld" en "Opschieten".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 23 januari 2012 schuldig gemaakt aan een straatroof. Nadat hij in het casino in [plaats2] had gezien dat zijn slachtoffer, [benadeelde partij] , een flink geldbedrag had gewonnen, besloot hij [benadeelde partij] te volgen om hem diens winst afhandig te maken. Hij volgde [benadeelde partij] , die met de taxi vanuit [plaats2] naar [plaats1] is gereden, met zijn auto en heeft toen [benadeelde partij] eenmaal alleen op straat liep hem van achteren om de hals/nek gegrepen en hem zijn portemonnee afhandig gemaakt. [benadeelde partij] is hierdoor enorm geschrokken. Mede gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken is oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voor een feit als het onderhavige in beginsel een passende afdoening.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 februari 2021, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder wegens een soortgelijk delict is veroordeeld. Daarnaast houdt het hof bij het bepalen van de straf, naast de omstandigheid dat tussen de pleegdatum en de huidige afdoening een erg lange periode is verstreken, rekening met de omstandigheid dat verdachte aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn leven inmiddels op de rails heeft gekregen. Verdachte heeft weliswaar aangegeven dat hij in de tussenliggende periode in de Verenigde Staten van Amerika een langdurige gevangenisstraf heeft ondergaan wegens zijn betrokkenheid bij een ernstig delict met dodelijk gevolg, maar ook heeft hij gedurende en na die detentie kans gezien om, onder begeleiding, zijn gokverslaving het hoofd te bieden. Hij is daarna teruggekeerd naar Nederland om weer bij zijn vrouw en kinderen te leven en hij heeft een bedrijf opgezet waarvan hij zichzelf en zijn gezin kan onderhouden. Het thans nog opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou deze positieve lijn doorkruisen.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof thans oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van honderd uren, naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdzeventig dagen, waarvan tweehonderdzesentwintig dagen voorwaardelijk en met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die deze vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
226 (tweehonderdzesentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 2 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.